58
creëerde het stadsbestuur twee belangrijke opvangplaatsen.
De eerste inrichting verrees op een groot eiland midden in
de Maas, gelegen ter hoogte van de huidige Griend. Het
eiland was in 1415 door Jacoba van Beieren, gravin van
onder andere Vlaanderen en Holland, aan monniken van de
orde der antonieten geschonken. Dezen hadden zich in
1236 in Maastricht gevestigd, waar zij vijf jaar later een
klooster in gebruik namen. Dit lag naast een aan SintAntonius Abt toegewijde kluis met kapel aan de Maas,
enige honderden meters ten noorden van de toenmalige
stadsmuur en ter hoogte van het Maaseiland. De
antonieten wijdden zich aan de ziekenverpleging en
bouwden voor de opvang van patiënten een aantal houten
barakken op het eiland, dat naar hen Sint-Antoniuseiland
ging heten. Telkens wanneer de stad met een uitbraak van
een besmettelijke ziekte te kampen had, deed het eiland
dienst als afgezonderde ziekeninrichting. Pas toen de stad
vanaf het midden van de zestiende eeuw op het eiland
vestingwerken begon aan te leggen, kwam de
opvangfunctie geleidelijk te vervallen.
Over de tweede opvangplaats weten we meer.
Deze is te danken aan de grilligheden van de rivier de
Jeker. In de vroege jaren van de vijftiende eeuw bleek de
Jekertak die buiten de zuidelijke stadsmuur stroomde en
die als stadsgracht functioneerde, door aanslibbing
tientallen meters naar het zuiden te zijn verplaatst. De
doorgang door de Helpoort werd versmald en in 1456 werd
een nieuwe stadsmuur gebouwd op de noordoever van de
Jeker. Zo ontstond ‘Het Nieuwe Bolwerk’, een gebiedje
buiten de oude stadsmuur en ommuurd door een nieuwe.
Het was een ideale plek om lijders aan een besmettelijke
ziekte onder te brengen. Toen de stad opnieuw door de