Van godshuis naar academisch ziekenhuis | Page 174
Rechts: Granaatscherven zichtbaar op de röntgenopname van de halsstreek van
Graaf Von Arnim. | RHCL
172
Inzet: Beschrijving van de bevindingen bij het röntgen onderzoek van Graaf Von
Arnim, 6 augustus 1914. | RHCL
Al snel werd duidelijk dat de opnamecapaciteit moest worden
Graaf Von Arnim
opgevoerd. Zo bleek Calvariënberg, naast gewone patiënten,
tweehonderd gewonden te kunnen opnemen en vijfentwintig in
de oogkliniek in het Villapark. Op 4 augustus kwamen in
Houthem twaalf bedden beschikbaar, in villa Maya aan de
Hubertuslaan in Maastricht 28 en op twee locaties in Eijsden,
waaronder het ursulinenklooster, nog eens 35 in totaal. Ook het
huis van de heer L.W.H. Regout, Bredestraat 17, was
beschikbaar gesteld en kon op 6 augustus 35 patiënten
herbergen.
Calvariënberg werd bestemd voor de verzorging van de
zwaarst gewonden en voor patiënten die moesten worden
geopereerd. Minder ernstige slachtoffers gingen naar het
augustijnencomplex en de lichtgewonden naar Villa Maya, naar
Houthem en naar Eijsden. Huize Regout werd aanvankelijk
gebruikt als herstellingsoord. Het Rode Kruishospitaal in de
augustijnenkerk werd op 24 september 1914 gesloten vanwege
te hoge stookkosten en overgebracht naar de Bredestraat, waar
inmiddels ruimte voor 92 patiënten was en waar ook de
operatiekamer naar toe was overgebracht. De Rode
Kruishospitalen kregen in totaal 180 patiënten te verzorgen,
133 Duitse, 19 Belgische en drie Nederlandse militairen en
25 Belgische burgers. Naar Calvariënberg werden 62 patiënten
verwezen. Daarvan zouden er uiteindelijk zeventien overlijden,
namelijk veertien Duitsers, één Belgische militair en twee
Belgische burgers. De laatste gewonde Duitser verliet
Calvariënberg pas op 13 januari 1916.
Eén van de Duitse gewonden die op 5 augustus in
Maastricht werden opgevangen, was Adolf Heinrich, graaf
Von Arnim, twintig jaar oud en ‘Fahnenjunker’ bij een
regiment Brandenburgse dragonders. Hoewel als diagnose
in zijn dossier werd ingeschreven ‘streifsch v/d schedel’
was zijn toestand toch ernstiger. Hij werd dan ook in
Calvariënberg in het hoofdgebouw, kamer 24, opgenomen.
De behandelende arts schreef op: ‘Na de shock herstelde
zich het hart, doch bleef de ademhaling ongeregeld’. Op een
röntgenfoto van de halswervelkolom werden ter hoogte van
de vierde halswervel twee metalen fragmenten gezien. Om
half twaalf op 6 augustus vond een operatie plaats waarbij
de artsen erin slaagden één van de twee metalen delen te
verwijderen, het andere fragment kon men niet lokaliseren.
Von Arnim overleed waarschijnlijk op de operatietafel
of kort daarna; als tijdstip van overlijden werd half één
genoteerd.
Prins Hendrik, echtgenoot van koningin Wilhelmina en
voorzitter van het hoofdcomité van het Rode Kruis in
Den Haag, bezocht op 6 augustus 1914 ’s avonds het
Rode Kruishospitaal in de augustijnenkerk in Maastricht.
De volgende dag bracht hij gewonden in ziekenhuis
Calvariënberg en in het ursulinenklooster te Eijsden een
bezoek. In Calvariënberg vernam hij het nieuws over
het overlijden van de jonge Arnim en bezocht hij hem
in het mortuarium. Prins Hendrik vertelde dat hij de
familie Von Arnim goed kende en ontfermde zich over de
eigendommen van de jonge graaf. Bij zijn vertrek op
7 augustus liet de prins één van zijn volgauto’s achter voor
de hospitaalorganisatie.