Van godshuis naar academisch ziekenhuis | Page 169

167 een offer aan de menselijke ijdelheid en daar het geld niet voor over hadden . Enkele maanden na de intrek in de nieuwe kliniek besloot het bestuur de geneesheer-directeur een jaarlijkse toelage van 350 gulden toe te kennen en geen huur meer te vragen voor de door hem gebruikte privévertrekken binnen de kliniek . Dit laatste gebeurde omdat de geneesheer zijn instrumenten zelf bekostigde en deze ook gebruikte bij het opereren van minvermogenden .
Toen alles in kannen en kruiken was vroeg dr . Swart Abrahamsz ontslag en vertrok najaar 1898 uit de regio . Het bestuur wilde hem veertienhonderd gulden betalen als vergoeding voor de door hem gedane investeringen , maar hij nam genoegen met duizend gulden . Direct na zijn vertrek werd de arts J . P . G . van der Meer († 1933 ) als geneesheer-directeur aangesteld . Hij was opgeleid door prof . dr . M . Straub ( 1858 -1916), oogarts te Amsterdam . Eind 1899 moest het bestuur opnieuw uitzien naar een ander onderkomen voor de kliniek omdat het pand aan de Sint-Maartenslaan een andere eigenaar en een andere bestemming had gekregen . Er werd nieuwbouw overwogen . Dit bleek echter een brug te ver en besloten werd het pand Onze Lieve Vrouweplein 18 te huren voor 650 gulden per jaar .
Het aantal consulten , opnames en operaties groeide gestaag . Het was dan ook een zegen dat de verpleging en de verzorging van de patiënten inmiddels overgenomen waren door de zusters Onder de Bogen . Voor vier inwonende zusters betaalde de ‘ Vereeniging ’ vierhonderd gulden per jaar en vijftig gulden kleedgeld . In de bestuursvergaderingen in die tijd werd regelmatig melding gemaakt van giften en legaten , van nieuwe leden en donateurs en van subsidies van allerlei gemeentes en instellingen . Het ging de kliniek duidelijk voor de wind .
De huisvesting bleef echter een punt van zorg . Het bestuur wilde het liefst een eigen pand . Om daarvoor geld in te zamelen werd een loterij georganiseerd waarvoor bekende kunstenaars en fabrieken uit de omgeving kunstwerken ter beschikking stelden . Deze bracht veertienduizend gulden op en het jaar daarop maakte stadsingenieur G . Schoth een ontwerp voor nieuwbouw aan de Prins Bisschopsingel . Omdat de nieuwbouw alleen mogelijk was indien de gemeente het betreffende stuk grond gratis beschikbaar zou stellen en het bestuur betwijfelde of deze hiertoe bereid zou zijn , besloot het eerst tot overleg met het Burgerlijk Armbestuur . Ook dokter Van der Meer achtte het van belang aansluiting te zoeken bij een bestaande zorginstelling als Calvariënberg en vond om die reden steun van het Burgerlijk Armbestuur wenselijk . Bouw van een nieuwe inrichting op het terrein van ziekenhuis Calvariënberg bood immers grote voordelen . Het Burgerlijk Armbestuur vond het plan echter te avontuurlijk en financieel riskant . Ook meende het dat Gedeputeerde Staten geen vergunning zouden geven voor het verstrekken van gelden of terreinen aan de inrichting voor ooglijders . Hierop besloot het bestuur zijn eigen weg te volgen . Een onderzoek naar de mogelijkheid de koffiebranderij van de firma Hustinx aan de Alexander Battalaan tot kliniek om te bouwen , leidde echter niet tot concrete plannen .
Drie jaar later werd de gemeenteraad verzocht een terrein ter beschikking te stellen . Het ging toen om twee naast elkaar gelegen percelen , gelegen op de hoek van de Prins Bisschopsingel en de Prins Hessen Kasselstraat , ter grootte van 2842m 2 , waarvan slechts 600m 2 bebouwd zouden worden . Er was veel tuinruimte nodig om de ooglijders de noodzakelijke rust , lucht en licht te bezorgen . Uiteindelijk stelde de