Van godshuis naar academisch ziekenhuis | Page 135

Links onder : Hoogleraren van de Secundaire School , het Bureau van Weldadigheid en de stadsdoctoren tijdens het Franse bewind in Maastricht . Uit de stadsalmanak Maastricht 1802 . | Stadsbibliotheek Centre Céramique Maastricht . SBAl66
Rechts : Chrétien Coenegracht ( 1755 -1818). Burgemeester van Maastricht en tevens eerste voorzitter van het College van Regenten over de armen ( 1815 -1817). | RHCL . Repro 88
133 overheden . Om deze taken te financieren kregen die Administratieve Commissies en Bureaus van Weldadigheid de beschikking over de opbrengsten uit de vermakelijkheidsbelasting en kregen zij het recht giften te verwerven .
Op 12 februari 1797 benoemde de municipale administratie van Maastricht oud-notaris Hupkens , koopmanlooier Gadiot , edelsmid Jans , loodgieter-aannemer Soiron en geneesheer dr . J . H . Bosch als lid van het Maastrichtse Bureau van Weldadigheid voor Huiszittende Armen . Dit Maastrichtse Bureau heeft echter maar enkele jaren gefunctioneerd omdat in 1801 uit overwegingen van doelmatigheid besloten werd een aantal Bureaus in de regio samen te voegen . In Maastricht werd toen een Centraal Bureau van Weldadigheid gevestigd dat ook de omliggende gemeenten moest bedienen . In 1802 benoemde de prefect van het departement van de Nedermaas geneesheer dr . J . H . Bosch , vrederechter Jessé , notaris van Gulpen en de heren Limpens en Nijpels tot lid van het Centraal Bureau van Weldadigheid te Maastricht . Nijpels werd voorzitter en Bosch secretaris .
Nijpels en Bosch werden eveneens voorzitter en secretaris van de in 1797 in het leven geroepen Maastrichtse Administratieve Commissie voor de Burgerlijke Gasthuizen . Deze Commissie voerde het beheer over de diverse kinder- en bejaardentehuizen en gasthuizen die toen in de stad gevestigd waren . Ook werden enkele centrale voorzieningen gerealiseerd zoals een bakkerij in het Armenhuis en een centrale apotheek in het Sint-Servaasgasthuis . Het Bureau van Weldadigheid en de Administratieve Commissie voor Burgerlijke Gasthuizen werkten nauw samen . In 1801 kregen zij de door de staat van kerk en adel geconfisceerde onroerende goederen , grondrenten en kapitalen toegewezen , waardoor nieuw beleid mogelijk werd . Daardoor kon de uitbouw van het Sint-Servaasgasthuis tot
Burgerlijk Hospitaal verder ter hand worden genomen en konden er nieuwe initiatieven ontplooid worden , zoals een vondelingenhuis en een bank van lening – de ‘ Berg van Barmhartigheid ’ – die was bedoeld om armen goedkope leningen te verstrekken . Ook werd de stoffen- en matrassenfabriek in het Armenhuis gereorganiseerd , waarna deze de naam ‘ Vereenigde Fabrieken der Armen ’ kreeg .
Na het vertrek van de Fransen in 1814 werden de Bureaus voor Weldadigheid opgeheven en zogeheten Colleges van Regenten over de Armen opgericht . In Maastricht kreeg dit College na een reglementswijziging in 1856 -1857 de naam Burgerlijk Armbestuur . Het eerste College van Regenten over de Armen werd in 1815 door burgemeester C . Coenegracht benoemd en bestond uit koopman F . Behr , advocaat W . Mockel , notaris H . Nierstrasz , oud-schepen P . Tielens en officier bij de rechtbank P . van Slijpe . Tevens werd in 1814 bepaald dat het College van Regenten bijgestaan zou worden door een amanuensis die gelijktijdig als rentmeester zou optreden . Geneesheer dr . J . H . Bosch heeft deze functie van 1815 tot 1849