Van godshuis naar academisch ziekenhuis | Page 122
120
De Noordelijke Nederlanden, vanaf 1795 een vazalstaat van
Franse overheersers. De provinciale en plaatselijke
Frankrijk en in 1810 door Napoleon ingelijfd, maakten een
geneeskundige commissies bleven bestaan. De provinciale
soortgelijke ontwikkeling door. Ook hier werden de gilden en
commissies hadden als taak het beoordelen van bekwaam- en
collegia medica ontbonden en werd het toezicht op de
bevoegdheden, het afleveren van getuigschriften, het toezicht
uitoefening van de geneeskunde opgedragen aan
op de uitoefening van de geneeskunde en het waakzaam zijn bij
‘Departementale en Plaatselijke Commissies van Geneeskundig
het ontstaan van besmettelijke en epidemische ziekten.
Onderzoek en Toevoorzicht’. Vanaf 1810 werd, zoals in
Ook het examineren van heel- en vroedmeesters, apothekers en
Maastricht, ook hier de Franse wetgeving ingevoerd. Na het
tandmeesters behoorde tot de taak van de commissie. De
vertrek van de Fransen in 1814 werden de departementale
commissies rapporteerden direct aan het departement van
commissies weer in ere hersteld. Een uitvoeringsbesluit uit
Binnenlandse Zaken en de leden werden door de Kroon
1818 reglementeerde het toezicht maar bevatte in feite weinig
benoemd. De plaatselijke commissies waren ondergeschikt aan
nieuws in vergelijking tot de regelgeving van de voormalige
de provinciale commissies maar functioneerden vooral als