Van godshuis naar academisch ziekenhuis | Page 100
De extraordinaire
4 hospitalen in 1748
4.
98
N
adat de Franse belegeringsmacht in 1748
voor Maastricht was aangekomen, werden
alle regimentschirurgijns van het garnizoen
op 12 april ontboden in het garnizoenshospitaal. Het
moet een bont gezelschap zijn geweest want het
garnizoen bestond niet alleen uit Staatse maar ook uit
Oostenrijkse en Beierse regimenten. Aannemelijk is dat
tijdens die bijeenkomst de maatregelen voor de opvang
van gewonden besproken werden. Stadscommandant
Hobbe baron van Aylva (1696 -1772) had daar al in
1746 en 1747 plannen voor laten maken. Hij ging uit
van een bezetting van twaalfduizend man en een
belegering van dertig dagen. Onder die omstandigheden
zou eenderde van de bezetting ziek of gewond raken.
Het garnizoenshospitaal in het minderbroedersklooster,
met een maximale capaciteit van zevenhonderd
patiënten, kon dergelijke aantallen niet opvangen.
Daarom werden er zes ‘extraordinaire’ hospitalen
ingericht voor gewonde militairen, terwijl het reguliere
militaire hospitaal de zieken zou opvangen. Volgens de
plannen zouden de militaire chirurgijns in drie of vier
groepen worden ingedeeld, die bij toerbeurt dienst
kregen. Ze moesten alle gewonden behandelen zonder
onderscheid naar persoon of nationaliteit.
Op 13 april stond in een officiële garnizoensorder de aankondiging dat medicinae doctor Pelerin en
chirurgijn-major Hoffman de leiding kregen over alle in
het garnizoen aanwezige chirurgijns. De chirurgijns
waren, waarschijnlijk op basis van hun opleiding en
kwaliteiten, ingedeeld in chirurgijn-majors, aide-majors
en fraters. Nadat in de nacht van 15 op 16 april het
krijgsgeweld daadwerkelijk was losgebarsten, vielen
Onder: Thans bonst het grof geschut. Capitulatie van
Maastricht 7 mei 1748 voor de maarschalken Van Saxen
en Von Löwenthal. | RHCL GAM 984
Rechts: De Jezuïetenkerk, waarin het grote extraordinaire
hospitaal met ‘theatre’ voor grote operaties was
gevestigd. Tekening Van Gulpen. | RHCL LGOG 599