MAASTRO clinic | een eeuw radiotherapie in Limburg | Page 50

48 van het ziekenhuis , nam hij dit bedrag in eerste instantie volledig voor eigen rekening . Onduidelijk is of hij over de aanschaf en de betaling daarvan vooraf met het bestuur gesproken heeft . De notulen van de bestuursvergadering van het ziekenhuis van 18 februari 1898 vermelden alleen :
(…) de aangehechte rekening van den heer Gudendag te Amsterdam wegens levering van de complete toestellen van Röntgens X Stralen d . d . 5 februari beloopt fl . 1.233,40 minus fl 24,67 ( korting ) = fl . 1.208,73 welk bedrag volgens toezegging van dr . Van Kleef door dezen geheel is voldaan .
Van Kleef , die als chirurg een jaarsalaris had van tweeduizend gulden , was dus bereid om dit enorme bedrag in de aanschaf van deze apparatuur te steken . Daar stonden toen voor hem geen inkomsten tegenover . Hij had immers geen eigen particuliere praktijk en in de bestuursnotulen wordt ook niets gezegd over een eventuele gebruiksvergoeding vanwege het ziekenhuis ter dekking van de exploitatie . Wel staat in die notulen :
Het bestuur echter in overweging nemende dat de inrichting van die toestellen in het belang der instelling en in het algemeen ten diensten der lijdenden bij meerdere noodzakelijke chirurgische operatiën besluit , tot tegemoetkoming aan Dr . Van Kleef op vermeld bedrag te restitueren de som van fl . 208,73 en dit bedrag te vinden op H IV Afd . IV art 5 ‘ meubelen en huisraad ’ der loopende begroting 1898 .
De duizend gulden die na aftrek van de investeringsbijdrage van het ziekenhuis resteerde , bleef dus voor rekening van Van Kleef . Dat het ziekenhuis bezwaarlijk het hele bedrag op tafel kon leggen , wordt begrijpelijk als men zich realiseert dat ziekenhuis Calvariënberg in 1897 voor exploitatie en investeringen fl . 80.280 , -- tot zijn beschikking had . Daar moest alles van betaald worden : het personeel , het gebouw , de voeding , de geneesmiddelen , de artsen , etc . Voor de aanschaf van ( heelkundige ) instrumenten was slechts tweehonderd gulden uitgetrokken .
Onduidelijk blijft door wie en hoe de nieuw aangeschafte apparatuur in de beginjaren werd gebruikt . Het is niet waarschijnlijk dat Van Kleef deze zelf bediende . In de notulen van de bestuursvergaderingen uit die tijd staat vaak vermeld dat Van Kleef oververmoeid was , het erg druk had en assistentie nodig had . Naar alle waarschijnlijkheid werd een van de zusters door de leverancier van de apparaten of door Hoffmans in het gebruik van de apparatuur geïnstrueerd en maakte zij , al dan niet geholpen door een fotograaf , de foto ’ s en assisteerde zij bij het doorlichten . Dat zal geen sinecure zijn geweest . De door van Kleef aangeschafte röntgeninrichting was immers nog primitief en amper gebruiksvriendelijker dan de apparatuur van Hoffmans . De straling uit de röntgenbuizen bleef bijvoorbeeld niet constant in sterkte en in kwaliteit . De hoeveelheid gas in de buis nam tijdens het gebruik geleidelijk af , waardoor het vacuüm toenam en de buis meer spanning nodig had om te functioneren . De straling werd dan harder en veroorzaakte minder beeldcontrast . Uiteindelijk werd de buis geheel onbruikbaar , doordat er geen straling meer uit kwam . Dankzij de in 1897 geïntroduceerde vacuümregulatie konden buizen daarna een aantal keren opnieuw geconditioneerd worden . In 1898 waren de belichtingstijden voor röntgenopnames op ‘ drooge platen ’ nog lang : de hand vergde 10 tot 60 seconden , voor de schedel en borstkast waren 2 tot 10 minuten belichting nodig en voor het bekken 45 seconden tot 10 minuten . Deze lange belichtingstijden waren noodzakelijk doordat het risico op oververhitting van de platina anode grenzen stelde aan de sterkte van de buisstroom .