MAASTRO clinic | een eeuw radiotherapie in Limburg | Page 33
William Conrad Röntgen deed in 1895 in Würzburg
soortgelijke experimenten en zag dat tijdens het
luminiceren van de gasontladingsbuis een verderop
gelegen papierscherm, dat met fluorescerend
bariumplatincyanur bestreken was, oplichtte. Dat gebeurde
ook als de lichtgevende buis met karton afgeschermd werd
en zelfs als het fluorescentiescherm op twee meter afstand
geplaatst werd. Röntgen realiseerde zich toen een vorm van
straling ontdekt te hebben die, anders dan kathodestraling,
zich tot ver buiten de buis manifesteerde en door glas
en karton heen ging, wat de kathodestralen niet deden.
Hij noemde deze door hem ontdekte stralen X-stralen.
Anderen doopten ze later om tot röntgenstralen.
A.H. Becquerel (1852 -1908). (Canon der Natuurkunde)
Natuurlijke radioactiviteit
Radiotherapie,
röntgentherapie en
radiumtherapie
Rond de tijd dat Röntgen zijn X-stralen ontdekte,
experimenteerde Antoine-Henri Becquerel (1852-1908)
met uraniumzouten. Hij was hoogleraar natuurkunde aan
de Polytechnische School van Parijs. Omdat een X-stralen
Radiotherapie impliceert het behandelen van
uitzendende gasontladingsbuis altijd fluoresceerde,
kwaadaardige aandoeningen met behulp van
veronderstelde hij dat onder invloed van licht fluorescerende
ioniserende straling. Dat kan röntgenstraling
stoffen, zoals uraniumkristallen, mogelijk ook X-stralen
zijn en dan werd vroeger wel gesproken van
afgaven. Om dit na te gaan wikkelde hij een fotografische
röntgentherapie, maar die straling kan ook
plaat in zwart papier, legde daarop een munt en daarop
van radium afkomstig zijn en dan werd van
weer uraniumkristallen. Dit geheel plaatste hij enkele
radiumtherapie gesproken. Die woorden röntgen-
uren in het zonlicht, waarna hij de fotografische plaat
en radiumtherapie worden nu, anno 2013, niet
ontwikkelde. De contouren van de kristallen en van de munt
meer gebruikt. We spreken nu van radiotherapie,
waren daarna op de fotografische plaat goed zichtbaar en
onafhankelijk van het soort ioniserende straling
Becquerel leidde hieruit af dat tot luminescentie gebracht
dat gebruikt wordt. Meestal gaat het dan om
uranium X-stralen uitzond. Enkele dagen later wilde hij het
elektromagnetische straling (röntgenstraling of
experiment herhalen maar omdat het bewolkt was borg hij
gammastraling) en soms betreft het behandelingen
de fotografische plaat met munt en uraniumkristallen op
met snel voortbewegende, hoog energetische
in een donkere lade. De zon wilde echter maar niet gaan
deeltjes (zoals elektronen, alfadeeltjes of protonen).
schijnen en na enkele dagen besloot hij de fotografische
Ioniserende straling is in staat om in materie, en
plaat toch te ontwikkelen. Tot zijn verbazing zag hij op de
dus ook in weefsels en in lucht, ionisaties te weeg
plaat een heldere aftekening van zowel de kristallen als
te brengen. Dat wil zeggen dat deze straling één of
de munt. In eerste instantie dacht hij dat dit veroorzaakt
meer elektronen uit een atoom vrijmaakt, waardoor
was door fosforescentie (nalichten) van de kristallen, maar
een ion en één of meer ‘vrije’ elektronen ontstaan,
al snel besefte hij dat de straling afkomstig moest zijn
mogelijkerwijs leidend tot beschadiging van
van het uranium zelf en dat dit niets van doen had met
chemische verbindingen.
31