MAASTRO clinic | een eeuw radiotherapie in Limburg | Page 28

vaker technische hulpmiddelen . De stethoscoop is in die tijd ontwikkeld . De naam van dit instrument is ontleend aan het Grieks : stèthos = borstkas en skoped = kijken . René Laënnec ( 1781 -1826) ontdekte dat hij de geluiden in de borstkas beter kon horen , door het uiteinde van een opgerold vel papier op de borstkas van de patiënt te plaatsen en het andere uiteinde tegen zijn oor te houden . Vanuit die ervaring ontwikkelde hij het prototype van de huidige stethoscoop . In 1819 beschreef hij in zijn boek De l ’ auscultation médiate zijn bevindingen bij het beluisteren ( auscultatie ) van hart en longen en vergeleek deze met de bevindingen bij autopsie . Dit gaf een dramatische wending aan de diagnostiek . Met de stethoscoop werd het voor het eerst mogelijk om bij een nog levende patiënt morfologische veranderingen in het lichaam op het spoor te komen . De subjectieve klachten van een patiënt konden objectief gemaakt worden met waarnemingen bij auscultatie . Hierdoor kregen ziekten als tuberculose , longontsteking of bronchiectasieën een anatomische basis en konden ze ‘ objectief ’ gediagnosticeerd en geclassificeerd worden . Dit objectiveren was karakteristiek voor de geneeskunde van de negentiende eeuw ; de voortschrijdende techniek bood daarbij steeds meer mogelijkheden . Er werden allerlei apparaten ontwikkeld om in het lichaam te kijken , zoals de ophthalmoscoop ( oogkijker ) en de laryngoscoop ( keelkijker ). Men ging ervan uit dat ziekte veelal een gelokaliseerd verschijnsel was en men wilde de lokale pathologie in beeld krijgen . Ook de verdere verbetering van de microscoop van Van Leeuwenhoek ( 1632 -1723) stamt uit die tijd . Rudolf Virchow ( 1821 -1902) heeft er dankbaar gebruik van gemaakt bij zijn onderzoeken naar de cellulaire pathologie . Naast methoden om pathologie zichtbaar te maken , werden allerlei technieken ontwikkeld om fysiologische processen te meten , in de tijd te vervolgen en te registreren ( ademhaling en bloeddruk ). De negentiende eeuw was de bloeiperiode van de natuurwetenschappelijke fysiologie ; meten werd weten .
Al deze ‘ kijk- en meetmethoden ’ verschaften inzicht in de normale en afwijkende anatomie en functie van allerlei organen van het menselijk lichaam . Zij verbeterden de diagnostiek , maar therapeutisch bood dit meestal nog weinig soelaas . Therapeutische effecten werden in die tijd verwacht van behandelingen met elektriciteit en , uitgedaagd door de successen van de natuurkunde , werd daar volop mee geëxperimenteerd . De geneeskunde was klaar voor de introductie van de röntgenstralen .
26 Ophtalmoscoop ( oogkijker ) ( 1850 ) van Herman von Helmholtz . ( Robert E . Greenspan . MD )
Technologieontwikkeling .
Elektrische en magnetische verschijnselen waren al eeuwen bekend . De Egyptenaren beschreven 2500 jaar voor Christus de schokken die elektrische vissen konden veroorzaken en ook de oude Grieken kenden de fenomenen ‘ elektriciteit ’ en ‘ magnetisme ’. Het was de Griekse filosoof en wetenschapper Thales van Milete ( 624 - 545 v . Chr ) die ontdekte dat een staaf barnsteen na wrijving materialen kon aantrekken en hij noemde dit verschijnsel , naar het Griekse woord voor barnsteen , ‘ elektron ’ -kracht. Dat is later elektriciteit geworden . Men had er echter geen flauw idee van wat het was en men zocht ook niet naar