MAASTRO clinic | een eeuw radiotherapie in Limburg | Page 115

mogelijk was . Op meerdere plaatsen in Nederland kwamen radiotherapeutische instituten van de grond die opgericht waren door een aantal ziekenhuizen . Datzelfde gold overigens ook voor streeklaboratoria voor bloedonderzoek , bacteriologie en pathologische anatomie : de mogelijkheden van een individueel ziekenhuis waren beperkt , maar samenwerking tussen een aantal ziekenhuizen kon leiden tot goed geoutilleerde afdelingen . Mogelijk speelde ook de start van de achtste medische faculteit in Maastricht een rol . Doelstelling van deze stichting was ( en is ):
(…) de oprichting , exploitatie en instandhouding van een radiotherapeutisch instituut in het zuidelijke gedeelte van Limburg , ten behoeve van de bevolking van Zuid- en Midden-Limburg . (…) De stichting tracht haar doel te bereiken door de exploitatie van het radiotherapeutisch instituut te Heerlen door al hetgeen wat daartoe dienstig is , zulks , desgewenst , in directe samenwerking met alle daarvoor in de regio aanwezige algemene ziekenhuizen en verdere instituten of andere organen van gezondheidszorg .
Het duurde tot 1977 voordat het RTIL door de overheid officieel erkend werd als radiotherapeutisch instituut . Dat tijdstip valt samen met het vertrek van Henri Lokkerbol . Hij stopte eind 1976 gedwongen met werken vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in dat jaar ; de ziekenhuisdirectie gaf hem geen toestemming na zijn pensioen als radiotherapeut actief te blijven . Dat stemde hem bitter . Na kennis gemaakt te hebben met zijn opvolger , de radiotherapeut dr . A . H . Keijser , verliet hij het ziekenhuis stilletjes , via de achterdeur . Keijser startte als radiotherapeut en eerste werknemer in dienst van het RTIL op 1 januari 1977 , vooruitlopend op de erkenning door de overheid van deze stichting . Hij kon aan de slag met de verdere uitbouw van dit instituut .
G . J . van der Plaats jr .
Gerard van der Plaats jr . ( 1917 ) had , voordat hij geneeskunde ging studeren , al een doctoraalexamen scheikunde op zak ( Groningen , 1945 ). Zijn oom dr . G . J . van der Plaats sr . had hem overgehaald ook nog eens zijn artsdiploma te halen ( Groningen , 1945 -1951) om daarna radioloog te worden . Junior kwam daartoe in Maastricht in opleiding ( 1951-1956 ) en promoveerde in 1958 in Groningen waar senior , inmiddels hoogleraar , zijn promotor was . Het promotieonderzoek ging over de terugkaatsing van straling bij contacttherapie en stelde de vraag of de arts die de behandeling uitvoerde , zichzelf extra tegen die stralen moest beschermen . ( Zie afbeelding in hoofdstuk 9 op bladzijde 98 .) Het was een onderwerp dat zowel de promotor als de promovendus moet hebben aangesproken . Beiden waren immers nogal fysisch-mathematisch ingesteld . Daar hield hun overeenkomst echter ook op . Neef Van der Plaats was een enigszins verlegen man , die liefst in stilte zijn werk deed , maar altijd een warme belangstelling voor de ander uitstraalde . Die eigenschappen waren op de oom minder van toepassing . Die stond graag zelf op de voorgrond en was uiterst ambitieus . Je zou kunnen zeggen dat wat senior te veel aan ambitie had , junior te weinig had . In 1956 vestigde Van der Plaats jr . zich definitief in Maastricht in een soort dienstbetrekking bij zijn oom . Vanaf dat moment was hij verantwoordelijk voor de radiotherapie in het Sint- Annadalziekenhuis . Hij deed dat met alle technische nauwkeurigheid die hem toen ter beschikking stond , maar vooral ook met grote betrokkenheid bij zijn patiënten . Hij nam de rust en de tijd om naar hen te luisteren en bemoedigend toe te spreken . Die radiotherapie was toentertijd echter geen dagtaak . De diagnostiek vroeg meer aandacht en zo ’ n gecombineerde beroepsuitoefening was toen nog heel gebruikelijk .
Bij Lokkerbols komst naar Heerlen in 1965 was Van der Plaats jr . dus verantwoordelijk voor de radiotherapie in Maastricht . Veel samenwerking is er echter nooit geweest . Van der Plaats jr . was , met zijn oom , van mening dat de kobalttherapie geen lang leven beschoren zou zijn , omdat deze behandeling te agressief was en te veel gezond weefsel aantastte . Lokkerbol daarentegen vond de klassieke orthovolttherapie van Van der Plaats onvoldoende effectief . Beiden hadden gelijk .
Junior werd , nadat senior met pensioen gegaan was ( 1968 ), opleider radiodiagnostiek in het Sint-Annadalziekenhuis en hij bleef dat combineren met de radiotherapie . Ook was hij intens betrokken bij de opleiding voor radiologisch laboranten . Het aantal patiënten dat hij voor radiotherapie verwezen kreeg , nam echter snel af , omdat ook de Maastrichtse specialisten meer heil zagen in de kobaltbestralingen . In 1981 ging hij met pensioen en verdween de radiotherapie naar Heerlen . 113