Interne Geneeskunde Maastricht - MUMC | Page 58

immuunziekten hadden zijn belangstelling, zowel experimenteel te denken over het leiderschap van de werkgroepen. Een als klinisch. Buiten de afdeling interne geneeskunde om kreeg hij academische afdeling interne geneeskunde zonder hoogleraar de kans samen met de Belgische internist de Baets een polikliniek hematologie, medische oncologie, endocrinologie, nefrologie, klinische immunologie te voeren. Zowel patiëntenzorg als klinische reumatologie of gastro-enterologie was moeilijk voorstelbaar. onderzoek waren van hoog niveau maar echte aansluiting met de Er moest een hooglerarenplan komen en op basis daarvan afdeling interne geneeskunde heeft van Breda Vriesman, inmiddels moesten mensen worden gevonden. Dat zou het sluitstuk van hoogleraar, nooit gevonden. de academisering worden. Structuur en personen In de eerste 5 jaren van de volledige academisering groeide Het hooglerarenplan geleidelijk het besef dat het tijd werd de structuur van de Flendrig was een uitstekend organisator maar was dat geworden afdeling beter vast te leggen. Organische groei was mooi maar in de sociale context van een ziekenhuis. Een medische faculteit droeg het risico van scheefgroei. Bovendien werd het nodig de met zijn bijzondere kenmerken was hem zeker in de eerst jaren gezagsverhoudingen beter te omschrijven: wie binnen de afdeling vreemd. Bovendien was hij geen wetenschappelijk onderzoeker ging waarover en met welk mandaat. Dat leidde onherroepelijk en had hij in die wereld geen netwerk van betekenis. Er was dus ook tot vragen over de houdbaarheid van historische gegroeide werk aan de winkel om in de faculteit steun te vinden voor een verhoudingen. Structuur, leiderschap, personen: de agenda werd omvangrijk hooglerarencorps in de interne geneeskunde. Dat was in toenemend mate minder bepaald door wat op korte termijn des te ingewikkelder omdat in 1984 de faculteit koos voor een haalbaar en steeds meer door wat op langere termijn wenselijk beperkt aantal zwaartepunten in het wetenschappelijk onderzoek. was. Flendrig had enkele harde noten te kraken. Voor de interne geneeskunde waren vooral ‘hart-en vaatziekten’, ‘voeding’, ‘groei en differentiatie van tumorcellen’ en ‘acute en Structuur: de eenheid én verscheidenheid werd vastgelegd in chronische gewrichtsaandoeningen’ van belang. Benoemingen van wat heette de werkgroepen. Geen aparte afdelingen hoogleraren werden getoetst aan hun affiniteit tot deze thema’s. binnen de interne geneeskunde, niet eens zogenaamde Het is duidelijk, dat de indeling van de interne geneeskunde niet onderafdelingen, maar werkgroepen als ongeveer de lichtste zonder meer met zwaartepunten correspondeerde. Bovendien term die voor een zekere geleding kon worden gevonden. vroeg Flendrig veel. Zijn plan zou de interne geneeskunde in Werkgroepen werden later toch onderafdelingen maar de een klap tot de wat aantal hoogleraren betreft grootste van de structuur van toen kenmerkt tot op de dag van vandaag de faculteit maken. Er was duidelijk werk aan de winkel om het interne geneeskunde in Maastricht en onderscheidt hem van hooglerarenplan van de interne geneeskunde door de faculteit te afdelingen elders. loodsen. Leiderschap: er moesten personen worden gevonden die Blijham had een lange staat van dienst in de academische wereld, enerzijds een duidelijk reputatie hadden in hun eerst in Groningen en daarna in Maastricht. Hij kende vrijwel alle ‘subspecialisme’ en daaraan leiding wilden geven maar mensen van het eerste uur van de Maastrichtse faculteit en was anderzijds bereid waren te functioneren binnen het als eerste clinicus lid geweest van de faculteitsraad. Bovendien verband van de interne geneeskunde en onder uiteindelijke had hij een onderzoekslijn opgebouwd, zowel klinisch als in het zeggenschap van het hoofd daarvan. Dat was niet eenvoudig. laboratorium, die enige faam genoot. In 1982 was hij lid geworden Veel kandidaten waren elders opgegroeid met een model van de onderzoekscommissie van de faculteit. Dit was een waarin de subspecialismen zich tot zelfstandige afdelingen belangrijke commissie die een zwaarwegend advies uitbracht over hadden geëmancipeerd. Zelfstandig en toch ‘onderdeel het hooglerarenplan. In 1985 werd Blijham lid van het bestuur van van’: niet iedereen voelde daarvoor. Bovendien kwamen ze de faculteit. Met deze posities en de daaraan verbonden invloed in een oud ziekenhuis en niet in een gespreid bedje. Enige had Flendrig aan de facultaire kant een belangrijke bondgenoot. pioniersgeest werd gevraagd. De discussie over de nieuwe structuur en over nieuwe personen Personen: de afdeling kende nu drie hoogleraren, Flendrig, leidde onvermijdelijk ook tot pijnlijke beslissingen over aanwezige Hulsmans, Rahn. Hulsmans had een endocrinologisch stafleden. Hulsmans en Rahn drukten op de formatie. Zij telden profiel maar had zich de laatste jaren in het onderzoek als het ware mee in de optelsom van hoogleraren in de interne niet geprofileerd. Rahn had een dubbelrol. Hij was geen geneeskunde en belastten daarmee het hooglerarenplan. In de hoogleraar interne geneeskunde maar klinische farmacologie eerste jaren waren Hulsmans en Rahn (die van 1976 tot 1978 nog en had een dubbele aanstelling. Zijn belangstelling voor de lid was geweest van het overigens ongelukkige faculteitsbestuur ontwikkeling van de afdeling was in belangrijke mate een onder decaan Willighagen) belangrijke pioniers geweest maar afgeleide van zijn farmacologisch belang. Het werd tijd na Flendrig zag ze nu eerder als sta in de weg. Rahn verwierf een 57 | Harry Hulsmans | Pierre Hupperets | Ria Huppertz | Kim Hurkens | Dennis Huugen | Frank Huvers | D van Ingen Schenau | Michael Jacobs | H Jacobs | Noël Jaegers |