COLUMN
JAN D. SWART
De nieuwe
Rotterdamse taal
Berend Parkie met daarna een dubbele achternaam zit in de vijfde klas van het
Erasmiaans Gymnasium. Een toekomstige intellectueel. Op zaterdag staat hij
op eigen verzoek in de goal van een juniorenvoetbalelftal, omdat die goal hem
uitzicht biedt op passerende hockeymeisjes, die bij thuiswedstrijden op het
fietspad passeren. Uit wil hij in de spits. Het elftal van Neptunus-Schiebroek
bestaat uit allemaal nerds, voor de helft bèta, voor de helft alfa, laat het gerust
op u inwerken, want het is één klas en ze willen allemaal medicijnen gaan
studeren en hebben alvast een eigen taal ontwikkeld. Whatsapptaal. Die spreek
je niet, die schrijf je.
Spreken doen ze keurig. Toen ze een snijzaal hadden bezocht, er wat schedeltjes
waren gelicht en de patholoog-anatoom na afloop vroeg wat ze ervan vonden,
stak Stan, de spits van het elftal, zijn vinger op en zei: ‘Ik vond het maar een
dooie boel.’ Humor en saamhorigheid houden het elftal op de been. De zaterdag
erop, bij een antieke voorsprong van 6-0, wilde Luuk M. - de aanvoerder - bij
een strafschop zijn keeper in het succes laten delen en riep: ‘Kerel, kom die goal
uit. We hebben een surprise voor je.’
Berend Parkie overbrugde de totale lengte van het veld, riep onderweg dat ze
de bal alvast op de stip moesten leggen en jaste hem zonder te remmen
meedogenloos binnen. Daar had hij zo de smaak van te pakken dat hij na rust
tegen de slingerhalf, de heer Thom D. riep: ‘Zeg kerel, ga jij eens een helftje in de
goal staan.’
Jan D. Swart is oud-journalist
Tot nu toe allemaal begrijpelijke taal. Maar nu komt het. Bij de tegenpartij
speelde een meisje mee. Ze kon goochelen. Eén keer leek het erop alsof de
tamelijk groot uitgevallen centrumverdediger, met de bijnaam Pollo, gepoort
zou worden. Normaal al tamelijk beledigend, maar door een meisje:
vernederend. Maar zijn herstelmanoeuvre was burlesk. In no time verdween zij
slidingsgewijs geheel onzichtbaar onder zijn lichaam. Toen begon de
whatapptaal. Dat vonden ze lauw. Ook: soppie. Later in de waggie hadden ze het
er nog over. Waggie = auto.
Er was er ook nog één te laat gekomen. Een zeezeiler. Voordat hij in ademnood
was gearriveerd had hij de reden verklarend geappt: Tellie Brokkini. Even dacht
ik dat hij rechtstreeks vanuit Italië was komen overvliegen. Daarna kwam de
vertaling: z’n wekker was niet afgegaan. Het eerste kwartier hield ik Erno B.
voor straf ouderwets militaristisch reserve. Ik ben een oud-marinier. Wauw, zei
hij. Vond-ie gezellig.
Kill, welloe ballen? Dat was de eerder die week verzonden vraag of ik als coach
de inschietballen niet wilde vergeten. Welloe = geen. De meesten hadden
aangekondigd solo biki naar de wedstrijd te komen. Je gaat dan vanzelf op de
uitkijk staan om te zien wie al tropisch verkering heeft. Maar het was de simpele
verklaring niet op tijd uit hun nest te kunnen te komen. Trainen = trinna en als
het regent foktop. Na afloop van de uiteindelijke monsterzege ging er één
brokko z’n bed in. Ik hoop niet dat dat iets vreselijks betekent en ik ga ‘t ook niet
meer navragen, want ik heb me inmiddels uit de moderne groepswhatsapp
laten verwijderen.
Zelf daar had ik assistentie bij nodig. Over tien jaar zijn ze allemaal chirurg. Het
voordeel is wel dat ik ze tegen die tijd in de narcose allemaal kan verstaan.
5