FIB NR4 | Page 37

DE STAD droog brood mee te verdienen zijn, dan spekken we bij, want dat doen we nu ook. En als het op de Coolsingel niet lukt, en ook niet op korte termijn, dan komt er altijd een moment dat de Schiedamsedijk zal worden afgebroken of in de havens op Zuid de laatste onnodige grauwe gebouwen. ‘De wederopbouw had niets met het karakter van de Rotterdammers te maken’, zegt prof. dr. P. Th. Van de Laar, de eerste bijzonder hoogleraar Geschiedenis van Rotterdam aan de Erasmus Universiteit. Ook hij heeft dus zo zijn eigen bedenkingen over het geknakte centrum. ‘Het beeld van de grote werkstad, de transitostad stammend uit het laatste kwart van de vorige eeuw, werd gebruikt om de plannen van de kooplieden door te drukken’, zei hij bij zijn oratie. ‘Het is slikken of stikken geweest voor de Rotterdammers.’ Hij noemde ze de slachtoffers van het modernisme. KUNSTMATIG Voor de oorlog telde de binnenstad van Rotterdam 25.000 woningen, in de eerste tien jaar daarna hield het bij tienduizend op. Een rechtstreeks gevolg van de verzonnen stadsweidsheid ter ondersteuning van een makkelijker bereikbare haven. Geen stad zo ongezellig, stil en winderig als toen men uiteindelijk in 1970 enigszins was uitgeheid. Rotterdam had niets smoeligs. Wie vanuit de omliggende wijken de stad in wandelde, wandelde de ijstijd in. Volslagen onbegrijpelijk dat hieraan zoveel honderden notities, essays en tekentafelvruchten vooraf zijn gegaan. Maar nog onbegrijpelijker is dat beslissende stadsbesturen zich hebben laten weg toeteren door architectonische theorieën waaraan helderdenkenden geen touw konden vastknopen. Wie in het boek Maak een Stad leest hoe architect Van den Broek zich verplaatste in het gedachteleven van de inwoner van de nieuwe stad snapt achteraf ook waarom het centrum van Rotterdam in elk geval door die bewoner zelf nooit is geautoriseerd. ‘Het leven in de stad is per definitie kunstmatig en individueel’, zei hij. ‘Kunstmatig als het tegendeel van grondgebonden eengezinswoningen in tuinwijken of op het platteland. De stadsbewoner is een geestelijke vagebond. Het leven in de stad is niet artificieel, maar vooral gespannen en anoniem. Ze willen in die gespannenheid ondergaan, omdat de jachtende drukte een verdoving is. Het is het nadrukkelijk zoeken naar individuele eenzaamheid.’ Als men zó generaliserend fantaseert, zoals Van den Broek deed en men leest en weet dat zijn collegae er gelijktijdig volledig contrasterende denkbeelden op nahielden en opiniepeilingen nauwelijks nog bijdroegen aan de beeldvorming (als ze überhaupt gehouden werden), dan is het ook niet zo verwonderlijk dat er in 1970 uiteindelijk een stadshart staat waar alleen de grondleggers geïmponeerd door zijn. 'De wederopbouw had niets met het karakter van de Rotterdammers te maken' Het bracht niet alleen veel kritiek teweeg, ook verwijdering en vooral economische stagnatie bij het kleinbedrijf. Het heeft tot ver na de aanleg van de metro geduurd voordat de beleidsbeslissers inzagen dat ze hiermee op ramkoers lagen. Steeds vaker waaiden geboren Rotterdammers gefrustreerd uit over de groeiende randgemeenten, die eigen koopcentra bouwden. Oude dorpen langs de IJssel, Barendrecht, Rhoon en aan de noordkant Berkel en Rodenrijs werden toevluchtsoorden voor de eerste centrumcriminaliteit. Men heeft met man en macht en zo verstopt mogelijk monsterlijke parkeergarages moeten laten bouwen om de klandizie enigszins op peil te houden. En waar je die ook bouwt, paradepaardjes zijn het nooit. Tenzij je ze, zoals bij de Markthal, keurig de grond in boort. Tegelijkertijd verhoogden de pandjesbazen op de Lijnbaan de huren tot ondraaglijke lasten. De oud-stervoetballer Faas Wilkes, die als een van de eersten op die destijds wereldberoemde eerste autoloze winkelpromenade een kledingwinkel had, vluchtte er voor weg. Het stadsbestuur is onder burgemeester Wim Thomassen lange tijd de grip op de duivelse uitvindingen van het duo Van der Veen-Van Traa (1946) kwijt geweest. Met de nieuwe actuele verdichtheid is het stadscentrum godzijdank veel vitaler geworden en heeft het dankzij de komst van universiteiten bovendien een studentikozer karakter gekregen. Er is zelfs een run op betaalbare huurwoningen. Het bewonersaantal in de stadsdriehoek is inmiddels ruim verdrievoudigd in verhouding tot 1950. Volgens de verwachtingscijfers van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek zullen dat er 2030 in totaal zelfs 39.000 zijn. Maar waar die nieuwe woningbouw dan moet komen, is vraag twee. Langzamerhand zit de stad potdicht met meer foeilelijke dan geslaagde gebouwen. TEKST: JAN D. SWART FOTOGRAFIE: ROTTERDAM IMAGE BANK 35