TOP IN TOWN
COLUMN
ROB JACOBS
Coen
In oktober hoop ik 73 te worden. Een prachtige leeftijd als je het mij vraagt,
maar geen leeftijd waarop het leven moet eindigen. Helaas was dat wel het
geval voor Coen Moulijn, de grootste Feyenoorder aller tijden. In januari is het
al weer vijf jaar geleden dat hij uit ons midden verdween. Dat doet pijn, maar
het is ook een mooi moment om nog eens stil te staan bij dit fantastische mens.
Denkend aan Coen gaan mijn herinneringen automatisch terug naar mijn jeugd
in Crooswijk. De tijd waarin mijn vriendjes en ik met elkaar naar de voetbalwedstrijd Nederland - België luisterden op de radio en daarna de wedstrijd gingen
naspelen op het pleintje bij het Schuttersveld. Ik was Faas Wilkes, want dat was
mijn idool. Een doodnormale jongen uit het Oude Noorden, die bij het grote
Internazionale uit Milaan speelde. Die wilde je zijn. Maar naarmate we ouder
werden, wilden steeds meer jongetjes Coen Moulijn zijn. Ook al zo’n doodnormale jongen uit de al even doodnormale Bloklandstraat in het Oude Noorden.
Hij voetbalde bij Xerxes, hoorden we, en hij was zó goed dat Feyenoord hem
wilde hebben. Soms zagen we hem op de trappen bij het Beursgebouw, de plek
waar we bekende Rotterdammers gingen spotten. Aad Veerman, maar ook
Coen Moulijn, met zijn prachtige auto die hij als een van de eerste voetballers
bezat.
Rob Jacobs is oud-trainer van onder meer Excelsior,
Feyenoord en Sparta, voetbalanalyticus voor
RTV Rijnmond en Feyenoord TV en ontving
in 2013 de Erasmusspeld
Jaren later, ik was inmiddels negentien, zat ik zelf in die auto. Ik had Faas Wilkes
zo goed nagedaan dat het grote Feyenoord me wilde hebben. En Coen Moulijn,
inmiddels uitgegroeid tot een van de beste spelers van Feyenoord, pikte me op
voor de trainingen. Hij kwam toch langs Crooswijk. Tijdens mijn debuutwedstrijd gaf hij een panklare voorzet die ik - met mijn ogen dicht - over kopte.
‘Vader Jacobs, slaapt gij nog’, zong het publiek. Mijn carrière bij Feyenoord was
geen lang leven beschoren. Die van Coen wel. Nooit heb ik een betere linksbuiten gezien. Niemand kon zo kort passeren als Coen en dan ook nog een panklare
voorzet afleveren. Zonder Coen was Cor van der Gijp nooit topscorer aller
tijden geworden. Dat zegt Cor zelf ook.
Als trainer had ik meer succes in De Kuip. In het seizoen 1988-1989 haalden we
de doelstelling, Europees voetbal, en dat deed ik met Coen aan mijn zijde. Ik had
hem gevraagd als elftalleider. Niet alleen omdat Coen de grootste en populairste Feyenoorder aller tijden was, maar bovenal omdat het een heel fijn mens
was. Iets wat in de laatste wedstrijd tot uitdrukking kwam, toen hij - tegen de
wens van het bestuur in - regelde dat alle vrouwen en kinderen mee mochten in
de bus.
Coen was een gezelligheidsdier, een levensgenieter. Iemand die van een glaasje
hield. Toen we ooit in een café zaten aan de Maasboulevard - tegenover zijn
appartement - opperde ik om, onder de drukke weg door, een tunneltje aan te
leggen. Zodat Coen zonder kleerscheuren thuis zou komen. Een naam hadden
we ook al: de Coentunnel. Het kwam er nooit van, maar gelukkig is er wel een
Coen Moulijnweg gekomen na zijn overlijden. Een standbeeld, muurschilderingen en het befaamde muurtje herinneren eveneens nog steeds aan Coen.
Terecht, want zo’n fantastische voetballer én mens, kan wat mij betreft niet
genoeg geëerd worden.
127