FIB NR3 2016 3 | Page 16

14 Taxibedrijf J. van Dijk & Zoon ‘Toen zijn we samen verder gegaan. Namen we andere bedrijfjes over. Zo groeide het snel. En hard werken hè. Gewoon zo veel als je kon. Alleen de zondag niet. Nou ja, soms wel natuurlijk. Twaalf, veertien, zestien uur per dag. Nee! Nooit moe! En altijd met plezier! Op een gegeven moment hadden we 120 Merdedes-taxi’s rijden. Die haalde ik uit Duitsland. Voor de vervanging van onze eigen auto’s, maar ik ging ze ook aan anderen verkopen. Dat liep zo op dat we uiteindelijk officieel dealer konden worden.’ Het faillissement is nog altijd dichtbij ‘75 man. Veel van die jongens hebben 30, 40 jaar voor me gewerkt. Dat zegt wel wat natuurlijk. Het gemiddelde was 27 jaar. Met sommigen heb ik nog wel contact, maar ik kan het eigenlijk niet. Voor mij is het een stuk van m’n leven, maar voor hen ook. We waren allemaal vergroeid met dat bedrijf. Dat doet me zeer. Ook dat ik geen afscheid heb kunnen nemen. Ik mocht er gewoon niet meer in. Al m’n privéspullen, die nog op de zaak stonden, zijn gewoon verdwenen. M’n schilderijen. Voor 170.000 gulden gekocht. Wat hebben die curatoren daarmee gedaan dan?’ ‘Afpersing’ ‘Nou wil ik nog één ding eerlijk kwijt. De omgang met onze ondeugende klanten had ik niet goed meer onder controle, zei ik net. Dat is in één geval uit de hand gelopen. Misschien is afpersing te zwaar gezegd, maar er is me toen op een amicale manier geld afgenomen, om het zo maar te zeggen. Door mensen waar ik al heel lang mee om ging. Dat ging om één miljoen. Die heb ik uit de zaak gehaald. Die gasten hebben er wel voor moeten tekenen, maar ik heb ze toen moeten beloven dat het buiten de boeken bleef. Dat had ik gewoon niet mogen doen. Ik geef eerlijk toe dat ik altijd creatief ben geweest, ook in de boekhouding, maar ik boekte wel alles. Achteraf gezien is daar een hoop ellende door ontstaan, ook in de beoordeling van de jaarrekeningen. Ik heb dat miljoen nooit goed kunnen verantwoorden.’ De toekomst… ‘In september moet mijn onderbeen er af, maar eerst moet ik nog twintig kilo afvallen om die operatie en de revalidatie goed door te kunnen komen. Eigenlijk moet ik er blij mee zijn. Dan ben ik van de pijn af en met een prothese kan ik veel beter lopen dan nu. Maar het is gewoon een moeilijk idee, je been eraf. En ik vind het rot voor m’n vriendin. Die heeft echt m’n leven gered. Anders was ik al lang dood geweest. Toen met die hartoperatie had ik het zonder haar echt opgegeven. Er is voor mij maar één vrouw geweest, dat is Beppie, maar ik heb zó veel steun van haar gehad.’ Die ene vraag ‘Dat spookt natuurlijk elke dag nog door mijn hoofd: “Waarom hebben ze me allemaal nou zó laten vallen?” Na zo veel jaren, na alles wat je samen hebt meegemaakt, na alles wat het je heeft gebracht. Ik heb het allemaal op mijn manier gedaan, dat is waar. Maar iedereen om me heen wist hoe ik het deed. Daar zijn best wel eens stevige dingen over gezegd, maar iedereen profiteerde mee en bleef het accepteren. Maa r goed, c’est la vie. Ik hoop vooral dat ik m’n kinderen en kleinkinderen snel weer zie…’ TEKST: FRANK VIJG FOTOGRAFIE: FERDY COLLEWIJN