FIB NR3 2016 3 | Page 116

114 DAGBLAD DE SCHIEDAMMER Wie drie jaar na de oorlog in de kiosk op de Koemarkt een los nummer kocht van het dagblad De Schiedammer moest er negen cent voor neertellen. Nu in de eurotijd is dat een muntje van vijf. Wisselgeld. Als het op de grond valt, raapt geen kind het meer op. Toen het weekabonnement van het kleinste dagblad uit de Rotterdamse regio in november 1948 van 31 naar 32 cent werd verhoogd, werd dit maanden tevoren zwetend op de voorpagina aangekondigd. Maar er liep geen abonnee weg uit het familiehuis van Het Parool, een verzetskrant die zonder vooroorlogse wortels pas in 1945 bovengronds was gekomen. De Schiedammer was statutair gevestigd in Amsterdam, maar had vertakkingen in Utrecht en Rotterdam. De Schiedammer was een bijwijf van het Rotterdamsch Parool. Goed voor een paar duizend abonnees. In de jaren zestig is de kleinste Parool-editie gevestigd aan de Hoogstraat in het oude hart van Schiedam. Met de auto alleen via oude draaistraatjes bereikbaar. Een krantengebouw kan men het niet noemen. Het is een miniatuurwinkeltje in een romantisch stadsputje van de grootste winkelstraat. Nu is de Wereldwinkel er in gevestigd, naast een tapperij. In de tijd van de krant was de tapperij een boektiekje. Aan de binnenkant van de ramen van het krantenwinkeltje hangen vanaf half vijf ’s middags de verse pagina’s van de dagkrant. Elke dag zijn er vaste lezers om het abonnementsgeld uit te sparen. Ze lezen met de punt van hun neus tegen de ramen een kwartiertje het belangrijkste wereldnieuws. Maar die ene pagina met het Schiedamse stadsnieuws ontbreekt. Rayonmanager Gerrit Batsleer, die elke middag de tassen van de bezorgers afgepast vult, geeft zijn premium niet kwijt. Never! De redactie van De Schiedammer huist in een van de twee achterkamertjes van het winkeltje. Er staan twee bureaus en als er gasten zijn, kunnen die hun kont niet keren. Het oogt saai, oud, slecht onderhouden en staat er blauw van de rook. De oudste van de twee verslaggevers hoort al jaren tot het meubilair: een boomlange Javaan die Schiedam tot zijn stad heeft gemaakt. Hij leeft als een kantoorklerk en men kan de klok op hem gelijk zetten. Elke morgen parkeert hij om half tien zijn fiets tegen de pui van de buurman en gaat ’s avonds na twee pakjes sigaretten zonder filter om half zes naar huis. Van de binnengekomen post maakt hij korte berichten en over het nieuws van de raadsvergaderingen doet hij een week. Alles wordt uitgekauwd, tot de laatste nieuwe stoplichten toe. Interviewen doet hij zelden en toch staat die ene pagina elke dag barstensvol local stuff. Als de krant in 1972 ophoudt te bestaan, wordt Dolf Buskens gemeentevoorlichter. De redactie van de Schiedammer is een opleidingsschool van Het Rotterdamsch Parool. Tegenover de oude geroutineerde verslaggever, die in lokale beleidskringen de reputatie van een locoburgemeester heeft, zit een leerling. Vrijwel elk jaar een ander, want ondanks de eerste teloorgang in de krantenwereld is er in de midden zestiger jaren nog steeds journalistiek emplooi. De PAND DE SCHIEDAMMER ZOALS HET VROEGER ER UITZAG boomlange Buskens wil jonge lenige verslaggevers voor de kruipkelder: daar ligt het archief. Alle leerlingen gebruiken die kelder voor nachtelijke herdersuurtjes. In 1967 afficheert Het Rotterdams Parool met een vacature en ik zit in de strijd om de eindzege in tweede positie. De voorkeur gaat uit naar een dame. Maar Dolf Buskens protesteert. Hij heeft niets met vrouwenemancipatie en van schoonheidsnormen heeft hij geen kaas gegeten. Buskens wil dat er ’s nachts bij een stadsbrand tempo gemaakt kan worden. Leerling-verslaggevers moeten met één telefoontje van hun bed gerukt kunnen worden. Denkend in termen van ochtendmake-up is de eerste kandidate bij Buskens dus op slag kansloos. Bovendien heeft ze geen auto. In het jaar dat erop volgt hoeft de oude routinier mij slechts drie keer onder de dekens vandaan te trekken. Eén keer voor een lullig brandje dat bij aankomst al blijkt te zijn geblust en de tweede keer als er een onbeduidend fabriekje in de fik staat. Spannend wordt het pas als er op 12 juni 1968 aan de kade van de Wilhelminahaven een ontploffing is aan boord van de Auga Clara en zes classificeerders de dood vinden. De brand gaat de geschiedenis is als de Tanker Cleaning-ramp en wordt mijn voorpaginadebuut in Het Parool. Wel worden 250 dapper getikte zinnen tot een lengte van een derde gereduceerd en bleek bij het verschijnen van de krant mijn naam door de algemene term één van onze verslaggevers te zijn vervangen. Dat prikt nog het meest. Leerling-verslaggevers bij De Schiedammer worden klein gehouden. Daags na de ramp word ik al overruled door een vanuit Rotterdam geparachuteerde routinier voor de follow-up. En Buskens? Hij is bij alle nachtbranden drie keer op de fiets komen