DE STAD
De zeildoekhandel van firma W.G. van Oel (voorheen Wijnhaven)
meldt zich still alive vanuit de Rodenrijschestraat 93. ‘Het is een
stukje om’, staat er, ‘maar de kwaliteit is dat waard.’ K. Bergel,
groothandel in galanterieën, garen en band, importeur der bekende
Tudor-scheermesjes, heeft een nieuwe zaak geopend aan de Gerrit
van der Lindestraat en roept de “heeren leveranciers” op tot hulp,
met de daaraan toegevoegde lokroep: ‘We betalen contant.’ Het is
een codebericht als bewijs dat de kluis in het verbrande pand
gevonden is.
De eerste Rotterdamsche Hulpbank met Winstuitkering N.V.
(voorheen Boschje 14a) heeft zich hervonden aan de Claes de
Vrieselaan en meldt dat “er weer normaal gegireerd kan worden”.
De directie van O.H.O. is selectief in zijn verkoopstrategie en stelt
“zijn kapokmatrassen met veerend interieur alleen ter koopbeschikking voor geteisterde gebieden, Roode Kruis en Overheidsdiensten”. Bovendien moeten bij bestelling “bewijzen van correctheid worden getoond”.
Dan is er bericht van A.L. van Dongen & Zoon, grossier in tabaksfabrikaten, die vanaf de Katshoek onderdak heeft gevonden aan de
Stationssingel en in triomf de zin laat afdrukken “dat de tabakken
van de N.V. Franck Lieftinck uit Groningen alweer voorradig zijn”.
Kennelijk waren die populair.
Boas Goederenhandel, zelf getroffen aan de Binnenrotte en
uitgeweken naar het Heemraadsplein, doet een oproep aan al haar
clientèle, “indien óók verhuisd, haar nieuwe adres op te geven”.
Terwijl de firma E. Walg er op de advertentiepagina achteraan
kachelt met een paniekbericht, want de boter- en kaashandel uit
de Westewagenstraat heeft zijn hele administratie in rook zien
opgaan en verzoekt iedereen “beleefd op te geven welk(e)
bedrag(en) U van ons, wij van U te vorderen hebben”.
Toen kon dat nog.
PRUTSMATERIAAL
Overal zijn ook complimenten te lezen voor de brandweer die een
rokende stad heeft bedwongen. Hoewel? In reconstruerende
rapporten komt vast te staan dat niet de nazibommen, maar juist de
uitslaande en met prutsmateriaal bestreden brand de grootste
schade aanricht. Illustratief voor het later bewezen tekort op 14, 15
en 16 mei is dat de lokale kranten het een maand later nieuws
vinden dat de commandant van de Brandweer, de heer P.P. Pontier,
een tweede autobrandspuit heeft aangeschaft voor Hillegersberg.
Bezien in het licht van een volledig afgebrande binnenstad leest dat
lachwekkend.
Radeloosheid is de eerste dagen na het bombardement zo
ongeveer ieders weeskind. De Technischen Dienst weet zich geen
raad met het naar grove schatting twee miljoen kubieke meter puin
dat moet worden geborgen en er circuleert al vroegtijdig een
variatie aan dumpingplekken:
1. Er kunnen oneffenheden mee worden weggewerkt op het
resterende deel van het land van Hoboken;
2. Midden in het brandgebied kunnen kleine binnenhavens worden
ingekort;
3. En er is een mindset voor een F