FIB NR1 2016 | Page 49

COLUMN JEROEN BOONACKER OESO? HOEZO? Als een bedrijf winst maakt, dan wordt er meestal belasting geheven. Het is belangrijk dat dit op een eerlijke en rechtvaardige manier gebeurt. Om er voor te zorgen dat dit bij bedrijven die in meerdere landen actief zijn ook zo is, hebben de 20 economisch belangrijkste landen, de G20, vorig jaar de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ingeschakeld. De vraag was om met ideeën te komen hoe de belastingheffing van internationale bedrijven zou kunnen worden verbeterd. Als antwoord daarop heeft de OESO eind vorig jaar vijftien aanbevelingen gepubliceerd. Die zijn er enerzijds op gericht winstverschuiving tussen landen te verminderen. Anderzijds wordt beoogd dat belasting wordt betaald daar waar de winst-genererende activiteiten plaatsvinden. In Europa is men met deze aanbevelingen aan de slag gegaan. Op 26 januari jongstleden is het zogeheten “Anti-Tax Avoidance Package” gepubliceerd, met onder andere een concept ‘antibelastingontwijking richtlijn’. Deze richtlijn wordt wet als alle EU-landen deze unaniem goedkeuren. Misschien dat er hier en daar nog wat zal worden gewijzigd aan de tekst, maar het gevoel lijkt te zijn dat de richtlijn nog dit jaar wordt goedgekeurd en dus in 2017 van kracht is. Daarom is het verstandig dat bedrijven hier nu al rekening mee gaan houden en daarbij ook zeker niet de onderliggende aanbevelingen van de OESO vergeten. bijzonder tot het afgesloten deel van de loods waar de goederen zijn opgeslagen, dan kan het in de toekomst, onder omstandigheden, zo zijn dat het buitenlandse bedrijf wordt geacht wél een vestiging te hebben in Nederland. Met als gevolg dat het buitenlandse bedrijf ook in Nederland belasting moet gaan betalen. Let op, dit is dan niet zozeer een aanpassing van een Nederlandse regel, maar een aanpassing van hoe volgens de nieuwe OESOregels internationaal moet worden gekeken naar bedrijven die voor hun logistieke- en opslagactiviteiten in het buitenland gebruik maken van logistieke dienstverleners. En aangezien wij in de haven nogal veel logistieke dienstverleners hebben die voor buitenlandse bedrijven optreden, kunnen de nieuwe regels nogal relevant zijn voor Rotterdam. Kortom, de komende maanden ook in Rotterdam de regels van de OESO toch maar gewoon goed in de gaten houden! Jeroen Boonacker is corporate tax partner bij PwC, lid van de sectorgroep Transport & Logistiek en Laat ik een voorbeeld noemen van een mogelijk gevolg van de nieuwe regels. Een voorbeeld dat van belang kan zijn voor logistieke bedrijven die actief zijn in de Rotterdamse haven. Wanneer een buitenlands bedrijf goederen wil opslaan in de Rotterdamse haven, kan het een logistieke dienstverlener inhuren, die vervolgens deze goederen opslaat in een afgesloten gedeelte van de loods van die logistieke dienstverlener. Voor het buitenlandse bedrijf is dit efficiënt, want het kan Nederland zo gebruiken voor de opslag en doorvoer van zijn producten, zonder dat het in Nederland fiscaal een vestiging heeft of krijgt. Als wij de aanbevelingen goed lezen, zou dit wel eens kunnen veranderen. Als de buitenlandse onderneming volledige vrije toegang heeft tot de loods van de logistieke dienstverlener, in het te bereiken via [email protected] 47