COLUMN
JEROEN BOONACKER
OESO? HOEZO?
Als een bedrijf winst maakt, dan wordt er meestal belasting
geheven. Het is belangrijk dat dit op een eerlijke en rechtvaardige
manier gebeurt. Om er voor te zorgen dat dit bij bedrijven die in
meerdere landen actief zijn ook zo is, hebben de 20 economisch
belangrijkste landen, de G20, vorig jaar de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
ingeschakeld. De vraag was om met ideeën te komen hoe de
belastingheffing van internationale bedrijven zou kunnen worden
verbeterd. Als antwoord daarop heeft de OESO eind vorig jaar
vijftien aanbevelingen gepubliceerd. Die zijn er enerzijds op
gericht winstverschuiving tussen landen te verminderen.
Anderzijds wordt beoogd dat belasting wordt betaald daar waar
de winst-genererende activiteiten plaatsvinden.
In Europa is men met deze aanbevelingen aan de slag gegaan.
Op 26 januari jongstleden is het zogeheten “Anti-Tax Avoidance
Package” gepubliceerd, met onder andere een concept ‘antibelastingontwijking richtlijn’. Deze richtlijn wordt wet als alle
EU-landen deze unaniem goedkeuren. Misschien dat er hier en
daar nog wat zal worden gewijzigd aan de tekst, maar het gevoel
lijkt te zijn dat de richtlijn nog dit jaar wordt goedgekeurd en dus in
2017 van kracht is. Daarom is het verstandig dat bedrijven hier nu
al rekening mee gaan houden en daarbij ook zeker niet de
onderliggende aanbevelingen van de OESO vergeten.
bijzonder tot het afgesloten deel van de loods waar de goederen
zijn opgeslagen, dan kan het in de toekomst, onder
omstandigheden, zo zijn dat het buitenlandse bedrijf wordt geacht
wél een vestiging te hebben in Nederland. Met als gevolg dat het
buitenlandse bedrijf ook in Nederland belasting moet gaan
betalen.
Let op, dit is dan niet zozeer een aanpassing van een Nederlandse
regel, maar een aanpassing van hoe volgens de nieuwe OESOregels internationaal moet worden gekeken naar bedrijven die
voor hun logistieke- en opslagactiviteiten in het buitenland
gebruik maken van logistieke dienstverleners. En aangezien wij in
de haven nogal veel logistieke dienstverleners hebben die voor
buitenlandse bedrijven optreden, kunnen de nieuwe regels nogal
relevant zijn voor Rotterdam.
Kortom, de komende maanden ook in Rotterdam de regels van de
OESO toch maar gewoon goed in de gaten houden!
Jeroen Boonacker is corporate tax partner bij PwC,
lid van de sectorgroep Transport & Logistiek en
Laat ik een voorbeeld noemen van een mogelijk gevolg van de
nieuwe regels. Een voorbeeld dat van belang kan zijn voor
logistieke bedrijven die actief zijn in de Rotterdamse haven.
Wanneer een buitenlands bedrijf goederen wil opslaan in de
Rotterdamse haven, kan het een logistieke dienstverlener inhuren,
die vervolgens deze goederen opslaat in een afgesloten gedeelte
van de loods van die logistieke dienstverlener. Voor het
buitenlandse bedrijf is dit efficiënt, want het kan Nederland zo
gebruiken voor de opslag en doorvoer van zijn producten, zonder
dat het in Nederland fiscaal een vestiging heeft of krijgt.
Als wij de aanbevelingen goed lezen, zou dit wel eens kunnen
veranderen. Als de buitenlandse onderneming volledige vrije
toegang heeft tot de loods van de logistieke dienstverlener, in het
te bereiken via [email protected]
47