FIB NR1 2016 | Page 19

DE MENS Veiligheid en Justitie, minder gunstig afliep, relativeert hij nu. Toch vraagt Stouten voorzichtig of de kritiek die hij kreeg ook niet erg vervelend is geweest. ‘Wat er allemaal werd gezegd, irriteerde me natuurlijk weleens. Ik ben ook maar een gewoon mens. Maar ik heb ruim veertig jaar in het openbaar bestuur gezeten en weet dus dat dit ook kan gebeuren. Dat moet je gewoon onderkennen.’ Zijn woorden klinken even resoluut als berustend. ‘De schuld aan een ander geven, moet je nooit doen. Nooit de boel afschuiven op je ambtenaren, altijd zelf verantwoordelijkheid blijven nemen. Zo heb ik er altijd tegenaan gekeken. Al betekent dat niet dat ik het nooit vervelend vond hoor. Maar mentaal was ik in die tijd gewoon sterk. Het is niet zo dat alles maar van me afgleed, maar het is wél zo dat ik wist dat ik kon zeggen: het is gewoon mooi wat ik heb meegemaakt. Het is me goed bevallen, ik ben ook overal geweest. Heb de hele wereld rondgereisd. Zeker, ik heb fouten gemaakt. Er zijn ook mensen die nooit fouten maken, maar in hun levens gebeurt ook niet zoveel. Uiteindelijk heb ik gewoon een prachtige tijd meegemaakt, waarvan ik niets had willen missen. Het einde hoort daar ook gewoon bij. Punt. Klaar.’ FLYERS Op een maandag trad hij af. De daarop volgende zaterdag stond hij alweer campagne-flyers uit te delen voor zijn partij, de VVD. ‘Dat vond ik ontzettend leuk. Ik werd daar voor gevraagd en natuurlijk deed ik dat.’ Dat geldt ook voor de speeches en spreekbeurten die hij tegenwoordig geeft. Opstelten ervaart ze als afwisselend en prettig. Soms spreekt hij in chique gebouwen voor vooraanstaande zakenlieden, die hem hoogst officieel uitnodigen, soms ook op universiteiten voor studenten, die hem persoonlijk benaderen en alleen een flesje wijn kunnen geven als dank. Bij het maken van keuzes gaat het Opstelten niet om geld. ‘Dan spreek ik met studenten over wat ik heb meegemaakt. Vind ik leuk, zo deel ik mijn kennis een beetje.’ Tijdens zulke bijeenkomsten wordt hem vaak gevraagd welke periode in zijn lange loopbaan hij het mooist vond. Het antwoord is steevast hetzelfde: de tijd als burgemeester van Rotterdam. ‘Dat vind ik de mooiste functie in het openbaar bestuur. Het is een fantastische baan, ik heb er écht van genoten. Rotterdam is de stad waar ik van houd, waar ik nooit meer ga vertrekken. Heel idioot, maar mensen vroegen me toen ik met pensioen ging meteen waar ik dan zou gaan wonen. Maar ik blijf hier! Ik ga helemaal niet weg.’ Sinds zijn afzwaaien als minister laat hij zich overal zien. Natuurlijk ook in De Kuip, waar hij vrijwel iedere wedstrijd komt. Bij Excelsior, waarvan hij vindt dat de kleine organisatie zich de laatste jaren razend knap ontwikkelt. Bij Sparta, waar hij onlangs op uitnodiging van voorzitter Rob Westerhof, oud Philips-directeur, met eigen ogen zag dat het lek ook in Rotterdam-West boven is. En bij de hockeyclub en voetbalclubs, waar zijn kleinkinderen spelen. Net zoals ondernemers, klein en groot, hem inspireren. ‘Eind vorig jaar was ik bij de presentatie van de voorlopige jaarcijfers van het Havenbedrijf Rotterdam. Hoe president-directeur Allard Castelein die cijfers presenteerde, dat vind ik nou goed. Héél goed zelfs. De haven is natuurlijk in transformatie. Het gaat goed in Rotterdam, maar we moeten met elkaar wél de nieuwe ontwikkelingen volgen en die eendrachtig aanpakken. Allard liet bij zijn verhaal allemaal cijfers zien. Nationale cijfers, internationale cijfers. Heel interessant, ook omdat de ontwikkelingen allemaal zo snel gaan.’ BENT U HET ECHT? De oud-burgemeester verstopt zich niet, nooit gedaan ook. In zijn tijd als burgervader van Rotterdam stond zijn telefoonnummer gewoon in de telefoongids. Net als toen reist hij nu ook nog steeds met de metro en de trein. Handig en veel sneller dan met de auto, vindt hij. Al hoort de aandacht die hij in het openbaar krijgt er 17