DE MENS
Veiligheid en Justitie, minder gunstig
afliep, relativeert hij nu. Toch vraagt
Stouten voorzichtig of de kritiek die hij
kreeg ook niet erg vervelend is geweest.
‘Wat er allemaal werd gezegd, irriteerde
me natuurlijk weleens. Ik ben ook maar
een gewoon mens. Maar ik heb ruim
veertig jaar in het openbaar bestuur
gezeten en weet dus dat dit ook kan
gebeuren. Dat moet je gewoon onderkennen.’
Zijn woorden klinken even resoluut als
berustend. ‘De schuld aan een ander
geven, moet je nooit doen. Nooit de boel
afschuiven op je ambtenaren, altijd zelf
verantwoordelijkheid blijven nemen. Zo
heb ik er altijd tegenaan gekeken. Al
betekent dat niet dat ik het nooit vervelend vond hoor. Maar mentaal was ik in die
tijd gewoon sterk. Het is niet zo dat alles
maar van me afgleed, maar het is wél zo
dat ik wist dat ik kon zeggen: het is gewoon
mooi wat ik heb meegemaakt. Het is me
goed bevallen, ik ben ook overal geweest.
Heb de hele wereld rondgereisd. Zeker, ik heb fouten
gemaakt. Er zijn ook mensen die
nooit fouten maken, maar in hun
levens gebeurt ook niet zoveel.
Uiteindelijk heb ik gewoon een prachtige
tijd meegemaakt, waarvan ik niets had
willen missen. Het einde hoort daar ook
gewoon bij. Punt. Klaar.’
FLYERS
Op een maandag trad hij af. De daarop
volgende zaterdag stond hij alweer
campagne-flyers uit te delen voor zijn
partij, de VVD. ‘Dat vond ik ontzettend
leuk. Ik werd daar voor gevraagd en
natuurlijk deed ik dat.’ Dat geldt ook voor
de speeches en spreekbeurten die hij
tegenwoordig geeft. Opstelten ervaart ze
als afwisselend en prettig. Soms spreekt
hij in chique gebouwen voor vooraanstaande zakenlieden, die hem hoogst
officieel uitnodigen, soms ook op universiteiten voor studenten, die hem persoonlijk
benaderen en alleen een flesje wijn
kunnen geven als dank. Bij het maken van
keuzes gaat het Opstelten niet om geld.
‘Dan spreek ik met studenten over wat ik
heb meegemaakt. Vind ik leuk, zo deel ik
mijn kennis een beetje.’
Tijdens zulke bijeenkomsten wordt hem
vaak gevraagd welke periode in zijn lange
loopbaan hij het mooist vond. Het
antwoord is steevast hetzelfde: de tijd als
burgemeester van Rotterdam. ‘Dat vind ik
de mooiste functie in het openbaar
bestuur. Het is een fantastische baan, ik
heb er écht van genoten. Rotterdam is de
stad waar ik van houd, waar ik nooit meer
ga vertrekken. Heel idioot, maar mensen
vroegen me toen ik met pensioen ging
meteen waar ik dan zou gaan wonen. Maar
ik blijf hier! Ik ga helemaal niet weg.’
Sinds zijn afzwaaien als minister laat hij
zich overal zien. Natuurlijk ook in De Kuip,
waar hij vrijwel iedere wedstrijd komt. Bij
Excelsior, waarvan hij vindt dat de kleine
organisatie zich de laatste jaren razend
knap ontwikkelt. Bij Sparta, waar hij
onlangs op uitnodiging van voorzitter Rob
Westerhof, oud Philips-directeur, met
eigen ogen zag dat het lek ook in Rotterdam-West boven is. En bij de hockeyclub
en voetbalclubs, waar zijn kleinkinderen
spelen. Net zoals ondernemers, klein en
groot, hem inspireren. ‘Eind vorig jaar was
ik bij de presentatie van de voorlopige
jaarcijfers van het Havenbedrijf Rotterdam. Hoe president-directeur Allard
Castelein die cijfers presenteerde, dat vind
ik nou goed. Héél goed zelfs. De haven is
natuurlijk in transformatie. Het gaat goed
in Rotterdam, maar we moeten met elkaar
wél de nieuwe ontwikkelingen volgen en
die eendrachtig aanpakken. Allard liet bij
zijn verhaal allemaal cijfers zien. Nationale
cijfers, internationale cijfers. Heel
interessant, ook omdat de ontwikkelingen
allemaal zo snel gaan.’
BENT U HET ECHT?
De oud-burgemeester verstopt zich niet,
nooit gedaan ook. In zijn tijd als burgervader van Rotterdam stond zijn telefoonnummer gewoon in de telefoongids. Net
als toen reist hij nu ook nog steeds met de
metro en de trein. Handig en veel sneller
dan met de auto, vindt hij. Al hoort de
aandacht die hij in het openbaar krijgt er
17