Fib magazine maart | Page 35

DE STAD den waar de Oost-Friezen en Eemslanders woonden. In en na de oorlog werd Duitsland zodoende Mofrika genoemd. Op het stadhuis in Rotterdam ronken intussen de tekentafels. Er moeten huizen komen. Burgemeester P.J. Oud heeft ze geteld: 25.667. Maar waar? En hoe snel? Het compromis wordt noodwoningen, vooral voor de minderbedeelden die “sociaal dreigen ten onder te gaan in ongewenschte toestanden”. Het eerste voortvarende resultaat wordt in september 1940 zichtbaar aan de Noorderkanaalweg, niet ver vanwaar het jonge voetbaltalent Faas Wilkes woont: 188 houten barakken, die vier jaar later tijdens de ijskoude winter (‘44-‘45) weer volledig in de kachels verdwijnen. Het wordt het Drentse dorp genoemd. Kort daarna volgen het Utrechtse, Gelderse en Brabantse dorp, met tenslotte Smeetsland in IJsselmonde als grootste. Alles is nood in 'De stad is drie keer gebombardeerd: door fascisme, modernisme en stadsvernieuwing' Rotterdam. Noodcafés, noodstations, noodkantoren en noodgaarkeukens. De woningnood in Rotterdam zal trouwens tot ver in de jaren zestig voortduren. Wel zijn er in juni 1940 drie Rotterdamse bouwpatroonsbonden die een duurzamer planprimeur presenteren. Ze richten binnen een maand na de ramp enen Naamlooze Vennootschap op, met een kapitaal van vier miljoen gulden, waarvan een tiende wordt gestort met als bouwtarget: Oud-Mathenesse, De Put. Het is op de grens met Schiedam, kort achter het Witte Dorp voor bewoners die net iets hoger in aanzien staan dan de ongeschoolde arbeiders in de nooddorpen: onderwijzers, ambachtslieden, adjunct-commiezen en klerken der ambtenarij en werknemers van de scheepswerven in Schiedam. Later wonen daar ook semi-profvoetballers wanneer Feyenoord in zijn rijke vijftigerjaren aan de Hogebanweg aan het investeren slaat. Cor van der Gijp, &