De Gracieuse 3 February 1866

Coiffuren (haarkapsels) van Croisat te Parijs.

Afbeelding No. 1b―3.

Bijna in elk nummer van de Gracieuse maken wij melding van

coiffuren à l’empire of à la grecque; deze zijn wel eenvoudig

maar toch zoo lief, dat wij in het belang van al onze lezeressen, de wijze

waarop deze kapsels worden vervaardigd, wat nader zullen beschrij-

ven. Voor de meeste van deze moderne coiffuren heeft men lokken

van vreemd haar of dikke crêpés noodig, waarmede in meerdere of

mindere mate het eigen hoofdhaar wordt aangevuld; deze verschaffen

bij het kappen een groot gemak en zijn bovendien zeer aan te prijzen,

daar het menigvuldige branden en krullen, op het eigen haar zeer

nadeelig werkt.

Coiffure “à l’impératrice.”

Afb. No. 1b.

Voor deze coiffure, waarvoor men geen vreemde haarlok-

ken noodig heeft, scheidt men eerst het gedeelte van het

voorhaar, voor de kleine krullen die zich op het voorhoofd

bevinden af. Het overige gedeelte van het haar, dat door

het eerst te vlechten gegolfd is, wordt à la chinoise

naar achteren gekamd, tot bij het achterhaar, waarna

alles te zamen, op de hoogte van de lijn van de ooren

bij elkaar wordt gebonden; het voorhaar moet

hierbij echter niet te sterk worden aangetrok-

ken, maar eenigszins los blijven liggen, omdat

dit later, als de bandeaux van kralen, lint of

metalen plaatjes er tusschen worden geschikt,

doffen moet vormen. Onder het bindsel van

het haar steekt men een kammetje met een

Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (4e JAARGANG).

Inhoud: Afbeelding No. 1a. Berthe van witte blonde (met knippte.) ― 1b. Coiffure “à l’impératrice.” ― 2 en 3. Coiffure “Josephine.” ― 4 en 5. Kraag en mouw “à bavettes.” ― 6―8. Kraag en mouw “On-

dulé.” ― 9―11. Kraag en gladde manchette “Tuyané.” ― 12. Gladde manchette “bouclier” (met patroon). ― 13. Ceintuur “Armida” (met knippatr.) ― 14. Doorloopend patroon, ter versiering van neteldoeksche

kleederen, kleine gordijnen enz. ― 15. Rand met grelots, als garnituur voor kleedjes, jaquetten enz. ― 16. Breipatroon, voor voetkleedjes en reisdekens. ― 17 en 18. Porte-jupe. ― 19. Gebreide dames-slopkous. ―

20. Pop als lampenhoed of pennewisscher. ― 21 en 22. Twee garnituren voor een collier mignon. ― 23. Horlogetaschje (met knippatr.) ― 24 en 25. Hooge taille “à basques” (met knippatr.) ― 26. Witte

blouse voor meisjes van 4―6 jaar (met knippatr.) ― 27 en 28. Pelerine voor meer bejaarde dames (met knippatr.) ― 29 Canezou “Lacrimae” (met knippatr.) ― 30 en 31. Coiffure “Bandetta.” ― 32. Hoed “Tri-

corne.” ― 33 en 34. Wandeljaquette met een capuchon (met knippatr.) ― 35 en 36. Gebreide dames-shawl. ― 37―40. Twee patronen van kant op tulle. ― 41. Haakwerk, voor tafel- canapékleedjes enz. ―

42―44. Bobèche. ― 45―47. Geborduurde damespantoffel. ― 48 en 49. Twee borduurpatronen voor étuis, portefeuilles enz. ― 50. Corset-lijfje voor meisjes van 10―12 jaar (met knippatr.) ― 51. Lampsluier

(met knippatr.) ― 52. Gedeelte van een lampekleedje, behoorende bij den lampsluier (met knippatr.) Inhoud van het Supplement. Voorzijde: Borduurpatronen. (De beschrijving op bladz. 44.) Keerzijde: 11 knippatronen.

Berthe van witte blonde.

Afb. No. 1a. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 30.

Deze berthe is samengesteld uit twee blauw taffen linten, waar over-

heen wit blonde entre-deux is gelegd; zij zijn op den schouder ge-scheiden door een reep fijn geplooide, wit zijden tulle. Rondom den on-

derrand van de berthe loopt een breede witte blonde; het garnituur op de

schouders, bestaat uit strikken van blauw taffen lint. Het spreekt van zelf

dat men de kleur van het lint, in overeenstemming met die van het overige

gedeelte van het toilet neemt, men kan de berthe ook van zwarte tulle en

zwarte blonde vervaardigen. Men heeft voor dit model 250 d. wit blonde entre-deux 6½ d. breed; 264 d. blonde 8 d. breed; 500 d. taffen lint

3 d. breed; zes zijden kwasten van de kleur van het lint en elk 5 d. lang;

een reep zijden tulle 80 d. lang en 14 d. breed noodig. Het fatsoen van de

berthe moet eerst uit stijve witte tulle worden geknipt, en wel naar Fig. 30

twee gedeelten, elk aaneen langs de dunne gladde lijn die het midden aan-

geeft. Op elk dezer stukken naait men naar aanwijzing op het knippatroon,

langs de voorgeteekende lijnen die voor den geplooiden reep zijn aangege-

ven, een strook blonde tulle 80 d. lang en 7 d. breed, nadat de laatste zoo

als van zelf spreekt, aan de beide lange zijden naar de wijdte van de voor-

geteekende ruimte is geplooid; daarna wordt er mede naar aanwijzing op

het knippatroon en op de afb. het taffen lint glad opgehecht en dit met het

blonde entre-deux bedekt. Nu zet men de twee halve gedeelten van de berthe van achteren en van voren in het midden aan elkaar, en voorziet

den rand van onderen met eene breede blonde die er aan de verkeerde zijde

tegen wordt genaaid. Voor het garnituur van strikken dat zich op elken

schouder bevindt, knipt men uit het overige taffen lint een eind 45 d. lang,

en twee einden elk 38 d. lang. Deze worden elk met eene tusschenruimte

van 2―3 d. zoodanig op den onderrand van de berthe op den schouder

gehecht, dat het bovenste gedeelte van elk lint een lus vormt 9―10 duim

lang die om de blonde heen is geslagen. Het los hangende eind wordt pun-

tig bijgeknipt en met een kwast voorzien. De berthe wordt voltooid door

van achteren en van voren, langs het uitgesneden gedeelte eene breede, om-

hoog staande blonde te naaien. Onder den geplooiden reep knipt men

de stijve tulle weg.

crêpé, legt er het haar dat aan de punt stevig in elkaar moet zijn gevloch-

ten omheen, zoodat de crêpé er geheel en al mede bedekt is, en verbergt

de gevlochten einden onder den aldus gevormden chignon, waarin men

tot meerdere stevigheid een kam met een groot schild steekt. Nu maakt

men van het afgescheiden voorhaar, dat niet langer moet zijn dan 15―16

d. volgens de afb. kleine krullen; deze moeten in sommige gevallen ge-

brand, maar altijd eenige uren in papillotten blijven, men legt de bandeaux

om het hoofd, en haalt eindelijk het gegolfde haar met een kam tusschen

de bandeaux op, zoodat het doffen vormt. De bovengenoemde kapper

Croisat maakt deze gegolfde partijen, van kunstig vervaardigde stren-

gen vreemd haar, zoogenaamde “mêches serpentines” en steekt er afzon-

derlijke lokken even als sierlijke haarnaalden tusschen. Deze coiffure à

l’impératrice wordt voltooid, door eenige langere krullen aan beide zijden

en door een kleine veder aan den linker kant van den chignon.

Coiffure “Josephine.”

Afb. No. 2 en 3.

Even als bij de coiffure “à l’impératrice” zondert men voor

de lokken op het voorhoofd en voor de partij à la valois die zich hier aansluit, een gedeelte van het voorhaar af. Van het overige haar

wordt in vereeniging met het achterhaar, een chignon van lokken over een

crêpé gevormd, terwijl men het haar dat vooraf gebrand of in papillotten

gewikkeld is, met zoogenaamde épingles à la neige, trapsgewijze

boven elkaar op de crêpé vaststeekt. Wil men een chignon van vreemd

haar nemen, dan wordt het achterhaar gevlochten en in de rondte gelegd;

deze vlecht kan den in plaats van de crêpé gebruikt worden. Als de krullen

op het voorhoofd zijn opgemaakt, dan schikt men er den bandeau om, en

legt er het voorhaar aan de slapen à la valois om; de punten worden

onder den chignon verbogen. Deze coiffure die bij een zeer gekleed toilet

behoort, wordt voltooid met een kam met een bronzen schild en een krans van korenaren; de linkerzijde van het hoofd is hiermede van het voorhaar

af, versierd; aan de rechterzijde komen zij als een afzonderlijke tak voor,

zooals de afb. 2 en 3 dit aan de voor- en achterzijde van het kapsel te zien

geven. Men kan zooals de laatste dit voorstelt, over den krullen chignon

3 Februari 1866.

(SUPPL. No. 4). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.

No. 2. Coiffure “Josephine.” Voorzijde.

No. 3. Coiffure “Josephine” met een chignonnetje. Achterzijde.

No. 1a. Berthe van witte blonde.

No. 1b. Coiffure “à l’impératrice.” Knippatr. van de berthe,

keerz. van het Supplement No. IX, Fig. 30.