De Gracieuse 16 August 1865

Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (3e JAARGANG).

Voorzijde van het Supplement. Beschrijving der knippatronen en verklaring der teekens. No. 1. Wandelcostuum “Sevilla.” Fig. 1. Voorstuk 2. Patte voor het zakje 3. Zijpand 4. Helft

v. d. rug 5. Mouw. 6. Revers v. d. mouw 7. Epaulette 2. Neteldoeksche jaquette met schuine reepen gegarneerd. Fig. 8. Helft v. d. taille 9. Zijpand 10. Helft v. d. manchette

3. Heerenkraagje “Garibaldi.” Fig. 11. Helft v. h. kraagje. 12. Helft v. h. boordje 4. Heerenkraagje “Prince Eugène.” Fig. 13. Helft v. h. kraagje. 14. Helft v. h. boordje 5. Heerenkraagje “Mexicain.”

Fig. 15. Helft v. h. kraagje. 16. Helft v. h. boordje 6. Dubbele manchette. Fig. 17. Helft v. h. ronde, 18. Helft v. h. hoekige gedeelte v. d. manchette. 19. Helft v. h. boordje 7. Omgeslagen manchette.

Fig. 20. Helft v. d. manchette 8. Eenvoudige afgeronde manchette. Fig. 21. Helft v. d. manchette 9. Doos voor overhemden Fig. 22. Helft v. h. deksel met borduurpatroonKeerzijde. 10. Né-

gligé-kleedje “Distinguetta.” Fig. 23. Voorstuk 24. Helft v. d. rug 25. Helft v. d. mouw 11. Costuum voor meisjes van 5―6 jaar. (Voor de jaquette.) Fig. 26. Voorstuk 27. Zijpand

28. Helft v. d. rug 29. Mouw 30. Voorpand. 31. Helft v. d rug v. d. pelerine. 12. Costuum voor meisjes van 4―5 jaar. (Voor de jaquette.) Fig. 32. Voorstuk 33. Helft v. d. rug. 34. Mouw

13. Reismuts voor heeren. Fig. 35. Helft v. d. bodem 36. Helft v. d. rand 14. Foedraal voor de reismuts voor heeren. Fig. 37. Helft v. d. foedraal 15. Werktaschje met kralen gebreid. Fig. 38. Helft

v. h. garnituur met doffen 16. Patroon in application voor ronde stoelen of voor kleedjes. Fig. 39. Helft v. h. patroon 17. Jadinière. Fig. 40. Lambrequin met borduurpatroon. 41. Borduurpatroon voor

het lambrequin 18. Kraag met velnçienne. Fig. 42. Helft v. d. kraag 19. Manchette behoorende bij den kraag. Fig. 43. Manchette

Costuum voor meisjes van 5 tot 6 jaar.

Afb. No. 1. Knippatroon van het jaquetje, keerzijde van het

Supplement No. XI, Fig. 26―31.

Menige moeder zal bij het zien van het aardige tooneeltje op de

hiernevensgaande gravure, geen weêrstand kunnen bieden aan den lust

om hare lievelingen even netjes en smaakvol te kleeden, als deze klei-nen (twee zusters), die zich met de zorg voor haar hondje onledig

houden. het oudste der beide meisjes heeft een kleedje aan van zand-

kleurig popeline (écru); het is van voren open even als eene tuniek, laat daaronder een soort van schortje van rood cachemir dat er los

is ingezet zien, en is aan beide zijden en ook aan den rand van on-

deren met puntjes uitgesneden. Het garnituur bestaat uit een belegsel van zwart fluweel lint, stalen knoopen en eene écharpe van de stof van het kleedje. Het sierlijke jaquetje, waarvan wij op het Supplem. Het knippatroon geven is van hetzelfde cachemir als het ingezette

gedeelte aan den voorkant vervaardigd, en met zwart fluweel lint, met zwart zijden kwasten en met stalen knoopen versierd. De kleine heeft een hoedje van bruin gevlochten stroo, met een bruine veder

en lint van dezelfde kleur op het hoofd. Voor het jaquetje kan men

elke andere dunne wollen stof, zoo als zomerfluweel, batist de laine enz., zelfs piqué of de stof van het kleedje nemen. Als de keus op cachemir ― zoo als aan ons model ― valt, dan moet het met eene dunne zijden stof of met gaas gevoerd worden. Voor het vervaardigen van het jaquetje heeft men 90 d. stof 116 d. breed noodig, waarvan

men naar elk der fig. 26―28 twee

gelijke stukken knipt. Het laatste fig., namelijk den rug, kan ― als

men het jaquetje van achteren vol-strekt niet sluitend, dus als een wijden paletot verlangt ― in het

midden ook aaneen worden gesne-

den. Nadat de twee gedeelten van den rug van W tot van onderen

aan den rand aan elkaar zijn gezet, naait men ook de overige stukken

volgens de overeenstemmende let-

ters op de knippatronen aaneen.

De afgeknipte randen aan de bui-

tenkanten van het jaquetje worden

naar de rechter zijde toe omgesla-

gen, en met een belegsel van zwart

fluweel lint dat, zoo als de afbeel-

ding het te zien geeft, op den zij-

naad van achteren voortloopt, be-

vestigd. De breedte van het flu-

weelen lint en de plaats waar het

zich moet bevinden is gedeeltelijk

op de knippatronen aangegeven.

Voor elke mouw knipt men naar

fig. 29 twee stukken, voor het on-

derste moet men de afwijkende lij-

nen, op het knippatroon voorge-

teekend volgen, waardoor het den

vereischten vorm verkrijgt. De twee helften worden van P tot Q

en van R tot S aan elkaar gezet en

aan den rand van onderen met

het belegsel gegarneerd. Nu zet men

de tot dusverre voltooide mouw,

met een ingeregen koordje er tus-

schen in het armsgat, waarbij S van de mouw op S van het voorstuk

moet sluiten, na eerst in het onderste gedeelte van de mouw eene plooi

gelegd te hebben, door kruis met punt te vereenigen. Voor de pelerine

van het jaquetje knipt men naar fig. 30 twee gedeelten, naar fig. 31 een

stuk aaneen, de dunne lijn geeft het midden aan. Deze stukken worden op

den schouder van T tot U aan elkaar genaaid. De buitenrand van de pe-

lerine wordt even als die van het jaquetje gegarneerd. Men zet daarna de

eerste, met een ingeregen koordje er tusschen op het jaquetje en wel zoo

dat V op V en W op W valt, en garneert het volgens de afbeelding met

knoopen en kwasten, die natuurlijk ook aan de punten van de pelerine en

van het jaquetje worden gezet. het wordt van voren aan het uitsnijdsel

van den hals met haken en oogen gesloten.

Costuum voor meisjes van 4 tot 5 jaar.

Afb. No. 2. Knippatroon van het jaquetje, keerzijde van het

Supplement No. XII, Fig. 32―34.

Het kleinste der beide meisjes op onze gravure heeft een kleedje van

licht grijs mohair aan, dat van voren met ronde parelmoeren knoopen

het armsgat en wel zoo dat H op H van het voorstuk valt. Met eenige

haken en oogen, die men aan den voorkant van de voorstukken zet wordt

het jaquetje dicht gemaakt.

Borduurwerk in mozaïek met vierkante lapjes

laken.

Afbeelding No. 3―5.

“Er is toch niets nieuws onder de zon, daar komt men nu al weder

met de oude mozaïek, met de ingelegde werk voor den dag,” zullen de

misnoegden met een verdrietigen trek op het gelaat uitroepen. Maar wij

trekken ons deze beschuldiging volstrekt niet aan. Waarom zou het werk

uit vroegere tijden niet meer in aanmerking komen als men dit weder tot

andere doeleinden kan aanwenden? Wij bekommeren er ons dus niet over

en bieden onzen abonnées een model van mozaïekwerk aan uit kleine

veelkleurige lapjes laken die met gekleurde koordzijde naar het een of an-

der tapisserie-patroon op een fond van linnen of stevig katoen ok ook wel

op gaas worden genaaid. Eenvoudige, meetkunstige figuren zoo als het

patroon afb. No. 5, dat ook zeer goed met den smyrnaschen steek kan

worden uitgevoerd, zijn er het meest geschikt voor. De grootte van het

voltooide borduurwerk hangt natuurlijk van de grootte der lapjes laken

af, zoodat men die eer men het werk begint goed moet berekenen. De afb. No. 3 en 4 kunnen hiervoor tot voorbeeld dienen. Afb. No. 3 geeft

de middelste figuur van het tapisserie-patroon met tamelijk kleine lapjes

op grijs linnen uitgevoerd. In deze grootte gewerkt zou het patroon zeer

geschikt zijn voor lampekleedjes of iets dergelijks. Voor den fond of het

invullen gebruikt men eveneens lapjes laken van de een of andere kleur. Afb. No. 4 geeft de lapjes laken in grooter formaat op gaas genaaid te

zien, en daarbij de trapsgewijze bewerking van den dubbelen kruissteek,

waarmede de lapjes er op zijn vastgehecht. De koordzijde kan men voor

het geheele werk in eene sterk af-stekende kleur of dezelfde kleur van het laken maar iets lichter of donkerder nemen; verder kan de kleine steek, die in het midden over den kruissteek heenligt ook

van eene afstekende kleur met den laatsten zijn. Als men dit werk op gaas uitvoert ― dit moet niet te fijn en even als elke andere stof

welke men voor fond gebruikt ta-

melijk stevig zijn ― dan heeft men het voordeel dat de ruimte voor

elk vakjes als ’t ware reeds is afge-teekend, wat veel tot het gemakt

bijbrengt. Om de lapjes zeer nauw-keurig te kunnen knippen moet men er aan de verkeerde zijde met arabische gom, dun papier opplak-

ken en dit door evenwijdige lijnen

in regelmatige ruiten van de ge-

wenschte grootte afdeelen, waarna

het uitknippen als van zelf gaat.

Verder moeten wij aanmerken dat

men na eenige oefening en met

een weinig handigheid dit bor-duurwerk ook wel kan uitvoeren met figuren die maar alleen op de

stof zijn afgeteekend en die dan alle van dezelfde kleur genomen

worden; alsmede dat er veel af-

wisseling in kan worden gebracht en het borduurwerk nog wel zoo veel

aan het karakter van mozaïek beantwoordt, als men de ruiten die dan

wat grooter moeten zijn in het midden schuin doorgeknipt en alsdan met

kleine driehoeken werkt, waardoor men over eene grootere verscheiden-

heid van kleuren beschikken kan. Goede smaak en gevoel voor kleur

staan hierbij op den voorgrond.

Reeds in de hoogste oudheid wist de vrouw hare bedrevenheid in allerlei

soorten van borduurwerk dienstbaar te maken aan het versieren van het

vertrek en van hare meubelen, maar al moge er dan ook al “niets nieuws

zijn onder de zon,” zoo wordt toch alles, ook op het gebied van vrouwe-

lijke handwerken door de mode gewijzigd.

Twee hoeken voor zakdoeken.

Fransch borduurwerk. Afbeelding No. 6 en 7.

Beide deze hoeken voor zakdoeken worden in fransch borduurwerk

met zeer fijn borduurwerk uitgevoerd, nadat de ruimte tusschen de

omtrekken der letters en van de bladeren en druiven eerst goed met

dikker katoen zijn opgevuld. De takken en stelen van het patroon

worden fijn gecordonneerd.

16 Augutus 1865.

(SUPPL. No. 16). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.

is dichtgemaakt. Op den rok is aan beide zijden een reep van eene

Schotse wollen stof 30 d. breed, die naar boven wat smaller toe-

loopt gezet; hij wordt aan elken kant door fluweel lint 2½ d. breed af-

gesloten en verder met lussen van hetzelfde lint versierd. Deze zijn er

aan de einden met een parelmoeren knoop op bevestigd. Het jaquetje

bestaat uit wit cachemir en is op de voorstukken en om den uitge-

schelpten buitenrand met fluweel lint 2 d. br. en eveneens met parel-

moeren knoopen versierd. Het ronde hoedje, van fijn gevlochten

grijs stroo vervaardigd, is met fluweellint en vederen versierd.

De meest doelmatige stoffen voor dit jaquetje, waarvan wij onder

de fig. 32―34 de knippatronen geven, zijn: cachemir, gekleurd

flanel of molleton d’été, waarvan men 88 d. 116 d. breed noodig

heeft. Men knipt de beide voorstukken naar fig. 32, en den rug naar

fig. 33 aaneen, en rekent daarbij op de inslagen voor de naden. Voor

elk der mouwen moet men naar fig. 34 twee stukken knippen en op

de afwijkende lijnen voor het onderste gedeelte van de mouw letten.

Nadat de rug en de voorstukken van A tot B en van C tot D met een

achtersteeknaad aan elkaar zijn gezet, slaat men den geheelen buiten-

rand van de jaquette, ook het uitsnijdsel van den hals, smal naar de

rechter zijde om en legt er daarna met behulp van de afbeelding en

het voorgeteekende gedeelte op het knippatroon het zwart fluweelen

lint, 2 d. breed op. Dit laatste wordt natuurlijk aan beide zijden

vastgenaaid, waardoor de omgeslagen rand bedekt en te gelijkertijd

bevestigt wordt. Het lint dat de dwarse lussen op het voorstuk af-

sluit, loopt van daar over den schoudernaad en langs de op fig. 33

daarvoor aangegeven lijn om het armsgat heen, waarna het spits af-

geknipt, eindigt. De knoopen worden mede naar aanwijzing op de

knippatronen op het belegsel gezet, hiervoor kan men ook wel naar

mate van de stof wollen veterband of een turkschen rand nemen. Als

de mouw van E tot F en van G tot H aan elkaar genaaid, van on-

deren gezoomd en naar aanwijzing op fig. 34 met het garnituur is

voorzien, dan zet men haar met een ingeregen koordje er tusschen in

No. 1. Costuum voor meisjes van 5―6 jaar.

Knippatr, v. d. jaquette, keerz. v. h. Suppl. No. XI, Fig. 26―31.

No. 2. Costuum voor meisjes van 4―5 jaar.

Knippatr, v. d. jaquette, keerz. v. h. Suppl. No. XII, Fig. 32―34.