De Gracieuse 14 November 1865 | Page 12

Gehaakte guipure rozet, voor antima-

cassers, enz.

Afbeelding No. 63. Haakgaren No. 30 en 40.

De genoemde afbeelding geeft door het aan elkander

zetten van de rozetten de schikking voor een vierkant kleed aan, dat rondom met regel-matige bogen is afgesloten en langs deze door eene ingeknoopte franje of eene kant versierd wordt. Voor een rond kleed neemt men een

van de grootste rozetten als mid-delpunt, schikt om deze 6 van dezelfde rozetten en voegt, naar de vereischt wordende grootte van het kleed, kring aan kring, waar-bij men de ontstane openingen

met kleine rozetfiguren vult.

Om het werk fraai te doen voorkomen, is stijf te haken een hoofdvereischte. Men zet voor een van de groote rozetten 8 ste-ken op, vereenigt deze tot eene ronding en werkt hierin als 1ste

toer 12 v. st.

2de toer. * 7 kett., waarmede men 1 steek overslaat en in de

2 volgende (gedurig in de voorste lus vna den steek stekende) in elk 1 v. st. haakt. Van * af

nog 3 maal herhalen.

3de toer. In elk van de 4 kett.bogen 10 v. st.

4de toer. 20 v. st., die men bij regelmatig te verdeelen meerderingen in de achterste lus van

de steken van den eersten toer haakt, zoodat de 4 bogen los blijven liggen.

5de toer. Geheel v. st., doch deze toer moet 30 ste-

ken tellen.

6de toer. 3 kett., die voor een st. gerekend worden,

2 door 5 kett. gescheiden st. in denzelfden steek van den vorigen toer, waar men den laatsten v. st. in gehaakt heeft, dan nog 1 st. in denzelfden steek, * 3 kett., waarmede men 4 steken overslaat en in den 5den steek

4 st. haakt, waarvan de 2 middelste door 5 kett. ge-scheiden worden. Van * af herhaalt men tot aan het

einde van den toer, waar men den laatsten kett. aan

het uit 3 kett. bestaande st. verbindt.

7de toer. 1 h. v. st. in het volgende

st. van den vorigen toer, * in de volgende

5 kett. in elk 1 v. st., 4 kett., 1 h. v.

st. in den laatst gehaakten v. st., zoodat

de 4 kett. 1 picot vormen, in de 7 vol-

gende steken van den vorigen toer in elk

1 v. st., 1 picot (uit 4 kett. en 1 h. v.

st. bestaande). Van * af herhalen. Aan het einde van den

toer werkt men na den picot nog 3 h. v. st. in de 2 volgende

v. st. en begint aan de spits van een van de punten van de ster den

8sten toer. * 4 kett., in den voorlaatsten hiervan 1 v. st., zoodat

er 1 kett. is overgeslagen, 1 st. in den daaropvolgenden van de 4 kett., † 3 kett., in den 2den 1 v. st., in den 1sten 1 st. Van † nog 3 maal herhalen, 1 kett., 1 h. v. st. in den middelsten steek van de

volg. punt van den vor. toer. Van * nog 5 maal herhalen; dan werkt men langs de kleine puntjes van dezen toer h. v. st. tot aan de spits van het 3de puntje en begint van hier af den 9den toer. * 8 kett., 1 naar beneden gericht picot, hiervoor werkt men insgelijks 4 kett., dan 1 h. v. st. in den laatsten van de 8 kett., waarbij men de laatste 4 kett. zoo keert, dat de picot naar beneden ligt, 5 kett., 1 picot naar beneden,

8 kett., 1 h. v. st. in het middelste puntje

van den volg. boog van den vor. toer. Van

* af herhalen.

10de toer. 5 v. st. elk in een steek van den vor. toer, * 6 kett., in den 2den heirvan 1 h. v. st., zoodat

de 4 laatste kett. tot een picot zijn ge-

vormd, 6

kett., in den

2den 1 h. v. st.,

8 kett., in den 3den 1 h. v. st.,

6 kett., in den 2den 1 h. v. st.,

2 kett., 1 h. v. st. in den laat-sten v. st. van het zoo even uit 4 picots ge-

vormde blaadje,

10 v. st. in de 10 volg. st. van den vor. toer. Van * af her-halen. Men eindigt den toer met

5 v. st. en 1 h. v. st. in den eersten steek van den toer. ― 11de toer. als de 8ste toer. Aan het middelste van de 5 puntjes van elken boog verbindt men een van de blaadjes van den vor. toer, daar men van bo-

ven den middelsten steek van het blaadje met de twee onderste lussen

met het stokje van het overeenkomende puntje te zamen haakt. Tus-

schen elken gepunten boog werkt men 2 v. st. in de 2 midd. van de 10

v. st. van den vor. toer. Met den 11den toer is de rozet voltooid. Naar-

mate men den vorm voor het kleed bepaald heeft, verbindt men ze bij het werken van de volg. rozet aan een puntje van de reeds voltooide.

De kleine rozetten worden met 12 stek. opgezet en tot eene rondte

verbonden. 1ste toer. In elken 2den steek van de ronding 1 st., gedurig 6 kett. er tusschen. ― 2de toer. 4 v. st., elk in 1 steek van den vor. * 1

picot (namelijk 4 kett., 1 h. v. st. in den voorgaanden v. st.), 2 v. st.,

7 kett., die men naar beneden tot een boog vormt, daar men in den 3den steek voor den picot van dezen toer 1 h. v. st. haakt. In den uit 7

kett. bestaanden boog werkt men: 3 v. st., 1 picot, 3 v. st., 1 picot, 3

v. st., 1 picot, 3 v. st., dan 1 h. v. st. in den v. st. van waar men de 7 kett. uit begonnen heeft, 3 v. st. in de 3 volg. stek. van den vor. toer, 1 picot, 5 v. st. Van * af herh. Deze toer die de rozet voltooit, moet,

volgens de afb., 4 kruisgewijze over elkander liggende bogen hebben.

Brievendrukker.

Afb. No. 60. Knipp., keerz. v. h. Suppl. No.

XI, Fig. 47. Een plaat metaal 1½ d. dik 16 d. lang en 11―12 d. breed

groen wollenreps, een weinig mos,

verschillende schelpen en steenen,

een ovaal bord-papieren doosje zon-

der deksel ongeveer 1½ d. hoog, 10

d. lang en in de dwarste 6 d. in door-

snede, stremien papier, zephirwol of

filozelle in 2 nuancen olijfgroen, koord-

zijde in een tusschentoon van dezelfde

kleur, eenige zwarte kralen, een weinig wat-

ten en gaas, groen taffen lint 1½ d. breed.

De fraai geteekende schaal kan ter ver-

ontschuldiging van het zonderlinge denk-

beeld strekken om een schildpad niet al-

leen op mos, maar zelfs op de geparfu-

meerde brieven op een dames schrijftafel te plaatsen. Dit onschadelijke voorwerp

zal evenwel door haak- en borduurwerk nage-

bootst, ook bij de gevoeligste zenuwen geen vrees

of afschuw wekken en nog minder het fraaie ver-

blijf tusschen mos, schelpen, slakkenhuisjes en ge-

kleurde kiezelsteenen verlaten. Om dezen brieven-drukker te vervaardigen heeft men vooreerst een

metalen of steenen plaat van de hierboven opgegeven grootte met groen wollenreps bekleed, noodig die op de bovenste oppervlakte een ovale, vlakke, cartonnen doos, mede zoo groot als wij reeds hebben vermeld, draagt. Dit doosje is bestemd om er pennen, ouwels, postzegels enz. in te bewaren. De binnenzijde van de doos wordt met wit geglansd papier beplakt, om den rand wordt een ruche van groen taffen lint 1½ d. breed gelegd. Rondom de doos plakt men op de plaat eene laag van groen

mos en schikt daarop volgens de afbeelding of naar

eigen goedvinden schelpen, slakken en steenen, bont door-een gemengd, die er eveneens met arabische gom op worden vastgemaakt. Het deksel aan de doos wordt door

de schildpad gevormd, waarvan de weeke deelen, na-

melijk de kop, pooten en de staart op de volgende wijze

door haakwerk worden nagebootst: Voor elk der gedeel-

ten haakt men met behulp van de afbeelding met olijf-

groene zijde in rondloopende toeren met vaste steken,

den vereischten vorm, die met watten wordt opge-

vuld, bootst in den kop, mede volgens de afbeelding,

het oog door eene zwarte kraal, den bek door eenige lange dwarse steken van don-kere zijde na, verder de teenen aan de pooten door verschillende zwarte kralen en hecht dan elk dezer gedeelten van het lichaam met eenige steken op de juiste plaats aan den rand van de doos vast. Voor

de schaal die het deksel vervangt, knipt men uit pa-

pier stremien naar Fig. 47 ― de helft van de schaal ― een

gedeelte aaneen volgens de dunne lijn die het midden aangeeft, teekent daarop de verschillende vakjes van de schaal over, en naait deze vakjes, die door de insnijdingen welke men om den

buitenrand maakt van elkaar zijn gescheiden, met fijn katoen

met een overhandschen naad aan elkaar, waardoor de schaal

zich gewelfd vertoont. Hierbij moet men niet te diep, maar steeds in de eerste of tweede rij gaatjes van den buitenrand steken en vooral zorgen dat zij niet open scheuren. Nu voert men er getrouw naar de afbeelding en naar het patroon, met langer en korte steken in den vorm van den platten steek, het borduurwerk op

uit en wel hetzij met gespleten ze-phirwol of filozelle in twee verschil-

lende bepaald

afstekende nu-ancen in een olijfgroene of ook wel bruine

schakeering.

De buitenrand van de schaal

wordt dicht

gefestonneerd. De tot dusverre

voltooide schaal

moet nu met een groen taf-

fen voering worden voor-zien en met

een klein

eindje groen taffen lint dat

als scharnier

dient aan het doosje vastge-maakt worden. Ten einde den

brievendrukker

gemakkelijker

te kunnen op-

nemen kan men

in het midden aan de beide

dwarszijden van de plaat of aan de vier hoeken smal groen taffen linten bevestigen die boven de schaal vastgestrikt als handvatsel dienen.

Twee hoeken voor zakdoeken.

Fransch borduurwerk. Afbeelding No. 61 en 62.

De beide hierboven genoemde afbeeldingen geven twee fraaie

patronen te zien om batisten zakdoeken te teekenen. De wapen-

schilden van de patronen moeten recht goed uitkomen, waartoe men er, eer de omtrekken gecordonneerd worden, neteldoek of batist onder legt. De letters binnen de wapenschilden worden met fransch borduursel uitgevoerd; dit geldt ook de met wit geteekende partijen van het patroon. De plaatsen met punten aangeduid vult men echter met stiksteken, hetzij met zeer dunne zwarte zijde of met borduurkatoen; de vetergaatjes die zich op No. 62 in de kleine bloempjes bevinden, worden als zoodanig

gecordonneerd.

Wij zouden onze lezeressen, wanneer de ruimte het toeliet, meer dergelijke afbeeldingen kunnen aanbieden, en zullen wan-neer de gelegenheid zich voordoet, allerlei sierlijke patronen

welke tot verfraaiing voor zakdoeken dienen, te zien geven.

212 DE GRACIEUSE. [14 November 1865. 3e Jaargang.]

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knippatronen.

UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.

No. 63. Gehaakte guipure sterren voor ronde of vierkante kleedjes enz.

No. 60. Brievendrukker, drie vierde der oorspronkelijke grootte. Knippatr. keerz. v. h.

Supplem. No. XI, Fig. 47.

No. 61. Hoek v. zakdoeken. Fransch borduurwerk.

No. 62. Hoek v. zakdoeken. Fransch borduurwerk.