De Gracieuse 1 January 1865

2de toer. 4 h. v. st., op de h. v. st., van den vorigen toer;

dan 3 v. st., in het middelste van de 3 stokjes van den vori-

gen toer 3 v. st., vervolgens 3 v. st. Zoo de geheele toer.

3de toer. 1 v. st., 2 h. v. st., 5 v. st., 3 v. st. in den

middelsten steek van de 3 vaste steken van den vorigen toer;

dan 4 v. st.

4de toer. Men slaat gedurig 2 v. st., zijnde de 2 steken in

de diepte van de punt over, en werkt in elk van de overige

steken 1 v. st. met uitzondering van den middelsten van de 3

in eenen steek gehaakte steken, waarin men voortdurend 3

v. st. haakt, waardoor de punt verkregen wordt.

Als deze toer worden alle overige toeren gehaakt.

Nadat men den 6den toer zwart op deze wijze gewerkt heeft, haakt men 1 toer geel, 2 toeren zwart en 1 toer geel; dan

volgen 4 toeren, waarbij men gedurig de eerste helft van elke punt met rood, de andere helft met groen werkt, en in de 2

middelste van de 4 toeren, zoowel in het groene als in het roode vak nog eene zwarte moes vervaardigt.

Men haakt dus in den eersten van de 4 toeren afwisselend 8 steken met de roode en 8 steken met de groene zijde. In den 2den en 3den toer haakt men 3 roode, 2 zwarte, 3 roode, 3 groene, 2 zwarte en 3 groene steken. De 4de toer weder afwisse-lend 8 steken rood en 8 groen. Omtrent het verwisselen der kleuren moet men den volgenden regel in acht nemen: heeft men b. v. 8 roode en 8 groene steken te werken, zoo haalt men den 8sten rooden steek ook met den rooden draad door, zoodat hierdoor de boven-ste lus, van den volgenden met groen te werken steek eene roode lus heeft, deze zelfde verrigting heeft ook betrek-king op het werken der moezen. De

draad waarmede men niet werkt

blijft aan de verkeerde zijde hangen, totdat men aan die plaats gekomen is waar deze kleur weder voorkomt. Na voltooijing van deze

4 toeren sluit men deze streep weder met een ge-len toer af, en werkt voor

het begin van de vol-

gende streep weder 2 toeren zwart. Deze vol-

gende streep wordt op

van den schoot op dezelfde wijze als tusschen den rug en de zijstukken. De beide halve mouwen, worden volgens de overeenstemmende letters aaneengenaaid, om de plooi te krijgen, moet men even als bij den schoot, kruis onder het naastbijzijnde punt leggen. De mouw heeft van boven aan de onderzijde eveneens eene plooi, hier komt kruis ook op punt; zij wordt vervolgens met W op W van het voorstuk in

het armsgat gezet. Eindelijk boort men het jaquetje ― of geheel in

de rondte ― of alleen om den hals en langs de voorzijden, en zet

op elke plooi zoo als de afbeelding dit doet zien een knoop met drie eikeltjes van passementwerk.

Gehaakt cigarenkoker.

Afbeelding No. 3. Fijne haakzijde: zwart, ponceau, wit, groen

en maïsgeel.

Boden de vroegere cigarenkokers slechts eene kleine plaats ter be-werking aan, dat door vele dames onaangenaam gevonden werd, thans

zijn wij in de gelegenheid hierin te

voorzien, en geven volgens de hier bij-gevoegde afbeelding eene geheele bui-tenbekleeding voor een cigarenkoker met den haaksteek vervaardigd, waar-door het étui minder kostbaar en meer bijzaak wordt, daar het vroeger het fraaiste gedeelte van den koker uit-maakt, en hierdoor menigmaal ter bewerking werd afgekeurd. Afb. No. 3 stelt niet alleen den cigarenkoker in oorspronkelijke grootte voor, maar geeft ook eene zeer duidelijke be-schouwing van het in vaste steken gehaakte werk, waardoor bij het regelmatig meerderen en minderen de punten gevormd worden. Men begint aan het open gedeelte van het overtrek, zet met de zwarte

zijde 110 kettingsteken op en sluit deze tot eene rondte.

1ste toer. * 4 halve vast ste-

ken, 1 vaste steek, 1 half stok-

je, 3 stokjes, 1 h. st., 1 v.

st. Herhaal van * af nog

9 maal, zoodat in

elken opzetsteek

1 steek komt.

Eenvoudig jaquetje “Pliade.”

Afb. No. 1 en 2. Knippatroon, keerzijde van het Supplement

No. XII, Fig. 28―32.

Dit eenvoudig jakje waarvan de schoot met diepe stolpplooijen voorzien is, verdient boven vele andere jaquetjes de voorkeur daar het model zeer oorspronkelijk, uiterst eenvoudig en toch gedistingeerd is. Men kan het vervaardigen uit fijn gekleurd flanel, uit fransch merinos of soortgelijke stoffen; het krijgt natuurlijk eene voering en van voren eene rij zwarte knoopen om het te sluiten. Wil men dit model namaken, dan beginne men met naar fig. 28, 30 en 31 twee, naar fig. 29 vier, naar

fig. 32 voor elke mouw twee gelijke deelen te knippen, en

lette daarbij op de dunne afwijkende lijnen die aangeven hoe de mouw aan de onderzijde moet wordne uitgesneden. De voorzij-den der voorstukken, daar ― waar de knoopen en knoopsgaten

moeten worden aangebragt ― wor-den, tot meerdere stevigheid met een belegsel ongeveer 6 d. breed, van de stof van het jakje voorzien, zoo als wij dit op fig. 28 te zien geven. Ver-

der make men in elk voorstuk eene insnijding volgens de dunne lijn van kruis tot ster, daarna worden twee gedeelten van den schoot fig. 29

van C tot D aaneengenaaid, deze dienen om de stolpplooi te vormen en moeten met ster en kruis aan

de overeenstemmende teekens van de insnijding worden gehecht. De borst-vouw in het voorstuk wordt gemaakt door A aan A tot B digt te naaien. Nu de twee gedeelten van den rug verbonden, en de twee zijpanden er aan gezet; aan het lijf van E tot F

en aan den schoot van G tot H.

Om op deze plaats de plooi te vor-men legge men de kruisen welke zich aan beide zijden van G bevin-den, in eene tegenovergestelde rig-ting onder het naastbijzijnde punt, waardoor de naad van G tot H

juist in het midden onder de twee vouwen der plooi komt; deze moet van boven aan de achterzijde wor-den vastgehecht. Nadat de schou-dernaad van J tot K is uitge-

voerd, verbindt men de zijpanden met het voorstuk van L tot M en

van N tot O, en vormt de plooi

1 Januarij 1865.

(SUPPL. No. 1). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.

Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (3e JAARGANG).

No. 1 en 2. Eenvoudig jaquetje “Pliade”. Rug en voorzijde.

Knippatroon: keerzijde van het Supplement No. XII. Fig. 28―32.

Voorzijde van het Supplement. Beschrijving der Knippatronen en verklaring der teekens: No. 1. Heeren-overhemd. Afb. No. 46 en 47. Fig. 1. Helft van den romp, voorzijde 2. Hleft van den romp, achterzijde. 3. Glad

stuk. 4. Helft van den kraag 5. Mouw 6. Manchette No. 2. Pantalon van een wollen stof, voor meisjes van 5 ―7 jaar. Afb. 33 Fig. 7. Helft van den pantalon. 8. Helft van den band No. 3. Russisch

kieltje voor knapen van 5―7 jaar. Afb. No. 57. Fig. 9. Hleft van den kiel. 10. Helft van de mouw. 11. Ruitje voor de mouw. No. 4. Gehaakte voetzak. Afb. No. 35. Fig. 12. Helft van den vorm 13. Helft van het voor-

stuk 14. Zijpand 15. Helft van den bodem No. 5. Bovenluijer. Afb. 37. Fig. 16. Helft van den bovenluijer. 17. Helft van den band No. 6. Tasch tot berging van schoenen. Afb. 11. Fig. 18. Gedeelte van

het lambrequin. 19. Gedeelte der tasch No. 7. Schortje voor meisjes van 3―5 jaar. Afb. 34. Fig. 20. Helft van het lijfje. 21. Zakje No. 8. Zijden kraagje met bontwerk. Afb. 12. Fig. 22. Helft van den kraag

No. 9. Gehaakte beduïne voor kleine meisjes. Afb. 20. Fig. 23. Gedeelte van het stuk No. 10. Jagers mof. Afb. 21. Fig. 24. Gedeelte van de mof . Keerzijde. No. 11. Dasje benevens schulpmanchette. Afb.

14 en 15. Fig. 25. Halsboordje. 26. Slip van het dasje. 27. Helft van de manchette No. 12. Eenvoudig jaquetje “Pliade.” Afb. 1 en 2. Fig. 28. Voorstuk. 29. Gedeelte van den schoot 30. Zijpand 31. Helft

van den rug 32. mouw. No. 13. Hoog glad lijf. Afb. 60. Fig. 33. Voorstuk. 34. Voorpand. 35. Tusschenpand. 36. Rugpand 37. Helft van den rug. 38. Kraagje 39. Mouw. 40. Boordje on-

der aan de mouw 41 en 42. Klepje oe de mouw 43. Helft van de ceintuur No. 14. Kaper “Prezioza.” Afb. 17 en 18. Fig. 44. Helft van de kaper 45. Helft van den kraag No. 15. Kaper

“Zebride.” Afb. 19. Fig. 46. Helft van de kaper. 47. Helft van den kraag No. 16. Fichu “Editha.” Afb. 48 en 49. Fig. 48. Voorstuk. 49. Helft van den rug No. 17. Kaper voor meisjes van 5―7 jaar. Afb. 16.

Fig. 50. Helft van de pas. 51. Helft van den boom. 52. Helft van den kraag No. 18. Kapel van krip als lichtscherm. Afb. 53. Fig. 53. Bovenste vleugel 54. Onderste vleugel No. 19. Lampenkleedje

in den vorm van een wijngaardblad. Afb. 28. Fig. 55. Blad No. 20. Hangtasch met étagère bij een bed. Afb. 36. Fig. 56. Helft van den achterkant. 57. Gedeelte van de tasch. 58. Horlogie-taschje