De Gracieuse 1 December 1865

Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (3e JAARGANG).

Voorzijde van het Supplement. Beschrijving der knippatronen en verklaring der teekens. No. 1. Kleedje voor meisjes van 8―10 jaar. Fig. 1. Voorstuk 2. Zijpand 3. Helft van den rug

4a. Mouw 4b. Patroon 2. Paletot voor meisjes van 12―14 jaar. Fig. 5. Voorstuk 6. Helft v. d. rug. 7. Helft v. d. kraag 8. Mouw 3. Costuum voor knapen van 4―6 jaar. (Voor den pan-

talon.) Fig. 9. Pantalon, 10. Reep voor de split, 11. Helft v. h. boord van voren, 12. Helft v. h. boord van achteren (Voor het vest.) 13. Voorstuk, 14. Helft v. d. rug, 15. Gespboordje (Voor de jaquette.) 16. Voor-

stuk, 17. Helft v. d. rug 18. Mouw 4. Kleedje met een jaquetje voor meisjes van 6―8 jaar. (Voor de taille.) Fig. 19. Helft v. h. voorstuk, 20. Zijpand, 21. Helft v. d. rug, 22. Helft v. d. mouw, (voor het

jaquetje), 23. Voorstuk, 24. Zijpand, 25. Helft v. d. rug Keerzijde. 5. Blouse “à plastron.” Fig. 26. Voorstuk, 27. Helft v. d. rug, 28. Mouw, 6. Blouse met fichu. Fig. 29. Voorstuk, 30. Helft

v. d. rug 31. Mouw. 7. Fichu “Gazelle.” Fig. 32. Voorstuk, 33. Helft v. d. rug, 34. Onderste, 35. Bovenste ged. v. d. schoot. 8. Fichu “Zerline.” Fig. 36. Voorstuk, 37. Helft v. d. rug

9. Jaquetje bij het kleedje voor meisjes van 4―6 jaar. Fig. 38. Voorstuk 39. Zijpand, 40. Helft v. d. rug, 41. Mouw. 10. Fanchon mutsje van guipurekant. Fig. 42. Helft v. d. pas, 43. Helft v. d. bo-

dem 11. Mutsje “à l’empire.” Fig. 44. Helft v. d. pas van voren, 45. Helft v. d. bodem, 46. Helft v. d. pas van achteren 12. Neteldoeksch mutsje met valencienne. Fig. 47. Helft v. d. pas, 48. Helft v.

d. bodem 13. Tabakstasch. Fig. 49. Vierde gedeelte van de tasch, 50. Klep 14. Hoedje voor knaapjes van 6―12 maanden. Fig. 51. Helft v. d. bodem, 52. Revers. 15. Gehaakte zool met voetblad.

Fig. 53. Zool 16. Relief borduurwerk voor een rugkussen. Fig. 54. Vierde gedeelte van het patroon

Mutsje “à l’empire.”

Afb. No. 1. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XI, Fig. 44―46.

Dit mutsje, uit eene tamelijk stevige stof vervaardigd is, hoewel eenvoudig toch zeer lief en aardig opge-

maakt, en daardoor geschikt om hetzij men min of meer “gekleed” is gedragen te

worden, ja het zou zelfs ― als de bodem van tulle met guipure entre-deux word

genomen ― bij een gedistingeerd toilet niet misstaan. Voor ons model zijn neteldoek-

sche reepen en doffen van dezelfde stof gebruikt, en het verkrijgt, door een gladden

bavolet met blauw taffen lint en eene breede guipure kant gegarneerd, eenige over-

eenkomst met den vorm “à l’empire.” De smalle pas is van boven op het voorhoofd

met geplooide baantulle, waaraan een zeer smal kantje is gezet versierd, terwijl er

zich naar achteren eene breede guipure kant aansluit. De pas is aan beide zijden met

eene soortgelijke kant glad op een eind lint gehecht bedekt, deze zet zich van de ein-

den van de pas af in eene barbe 20 d. lang, die over de strikbanden heenvalt voort,

en loopt daarna in vereeniging met de barbe om den achterkant van de muts heen.

Met strikken van smal taffen lint wordt het garnituur voltooid. Men moet de pas

fig. 44 langs de dunne lijn die het midden aangeeft, aaneen knippen en daarbij in de

rondte op een omslag voor een smallen zoom rekenen; fig. 45 geeft de helft van

den bodem; hierop is gedeeltelijk de schikking der doffen en der geborduurde

strooken, die allen in dezelfde richting loopen, aangewezen. Men zet de reepen na

er eerst een rolzoompje in gelegd en hier en daar ingerimpeld te hebben, met een

koordnaadje aan elkaar. Voor de doffen heeft men ongeveer de dubbele lengte noo-

dig. De bodem wordt aan de voorzijde met een smal reepje neteldoek geboord, en dan zóó, dat N aan N, O aan O sluit, aan de pas genaaid. Men zet den achterkant

van den bodem met O aan O, P aan P tusschen de dubbele stof van den gladden

bavolet, dien men naar fig. 46 aaneen knipt, waarbij er hier en daar een plooitje

in wordt gelegd. Deze bavolet wordt daarna met het hierbovengenoemde guipure

tusschenzetsel met lint er onder bedekt en aan de dwarskanten van O tot Q met

de pas verbonden. Het bovenste garnituur van de pas dat eene ruimte 18 d. lang

inneemt, bestaat uit een reep tulle 134 d. lang en is met de aangezette kant me-

degerekend 5 d. breed, wordt aan beide zijden tot op 2 d. breedte schuin bijge-

knipt, en er met dubbele stolpplooien opgezet. Dit garnituur sluit zich aan beide

einden aan een taffen lint, 14 d. lang en 8 d. breed, dat glad op de pas is gehecht

aan, het wordt half toegevouwen, en komt, met de vouw naar voren gekeerd, een

weinig over de pas heen. Aan de einden die over de laatste heen vallen is de strik-

band 56 d. lang en 8 d. breed gehecht; deze wordt er met een paar plooitjes in de

dwarste gelegd, aangezet en dient tevens om er het garnituur van kant op te bevesti-

gen. Voor dit laatste heeft men vooreerst een eind kant 160 d. lang noodig, die aan ons model is 4½ d. breed, zij loopt zooals wij reeds hebben vermeld

van onderen om den ba-

volet heen, vormt

dan met de rechte

randen aan el-

kaar genaaid

aan beide zij-

den de barbe, en bedekt

eindelijk het lint op de pas

tot aan het bovenste garnituur. De kant achter dit

garnituur, een weinig ruim langs den rand van de

pas genaaid, is 34 d. lang. De einden van de kant zijn echter aan beide zijden met het garnituur van lint van de pas bedekt. Dit garnituur bestaat aan de rechter zijde uit een rozet van taffen lint 2 d. breed, de linker zijde van het mutsje geeft op deze plaats, en ook 8 d. lager, telkens een strik uit vier lussen

en twee einden van hetzelfde lint bestaande, te zien. Van dit laatste worden daarna 4 lussen elk 9 d. lang,

waaiervormig op den neteldoekschen bavolet gelegd, en zoo dat zij in het midden eene lengte van 11 d. inne-

men. Onder de twee middelste lussen worden 2 einden elk 34 d. lang vastgehecht. Eindelijk heeft men nog den

strik boven op het midden van den fond te plaatsen. Deze bestaat uit 2 lussen elk 18 d. lang van smal lint,

door een lus (knoop) van hetzelfde lint bij elkaar gehouden. Ten aanzien van de gui-

pure, door haakwerk weertegeven, beschouwe men de afb. No. 4 en leze de daarbij

behoorende beschrijving.

Neteldoeksch mutsje met valencienne.

Afb. No. 2. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XII, Fig. 47 en 48.

Dit mutsje, hoewel niet met gekleurd lint versierd, is toch zoo smaakvol opge-

maakt, dat het zeer goed een eenvoudig toilet van meer bejaarde dames zou kunnen

opluisteren. De bodem en de pas bestaan uit gladde aan elkaar gezette neteldoeksche reepen en kanten entre-deux, aan welk laatste zich aan elk der dwarsloopende rijen van den fond een smal geborduurd strookje dat er los opligt, aansluit. Op den bavolet worden op regelmatige afstanden drie lussen gezet, waarvan de einden aan een elastiek bandje gehecht, het achterbaar omvatten. Het mutsje is aan den voor-kant met twee neteldoeksche strooken, waaromheen een smal kantje loopt, versierd.

Fig. 47 geeft de helft van de pas, deze wordt van boven in het midden aaneen gesne-

den en bestaat uit een entre-deux en een reep neteldoek, die er met

een overhandschen naad aan wordt genaaid. Het entre-deux dat naar den vorm van de pas een weinig wordt ingehaald, sluit den rand

van achteren, de neteldoeksche strook den rand van voren van de pas

af. De fond waarvan fig. 48 de helft geeft, wordt van de spits van bo-

ven, tot op de lijn met punt geteekend, langs de dunne gladde lijn die

het midden aangeeft, uit neteldoek geknipt en wel de stof schuin toe-

gevouwen; naar aanwijzing op het knippatr. legt men er daarna krui-

selings twee einden entre-deux overheen, en naait die met dichte

overhandsche steken op het neteldoek vast; onder het entre-deux

wordt het neteldoek daarna weggeknipt. Het overige, grootere gedeelte

van den fond wordt samengesteld uit 4 gelijkloopende einden entre-

deux en 4 reepen neteldoek, naar aanwijzing van fig. 48; aan den onder-kant van elk eind entre-deux hecht men te gelijkertijd een neteldoeksch

geborduurd strookje 1 d. breed, dit strookje is langs de buitenranden met

kleine festonnetjes voorzien en bedekt met den afhangenden kant den glad-

den neteldoekschen reep. Als de fond geheel gereed is dan zet men hem R

aan R, S aan S met een over-

handschen naad aan de pas, waarbij hij voor zooveel dit noo-dig is van R tot

punt wordt in-

gerimpeld. De

bavolet wordt

samenge-

steld uit een kant 4 d. breed

en een reep

neteldoek

rijkelijk 1½ d. breed, en is aan ons model 33 d. wijd. De lussen waarvan de middelste 18 d. die aan beide zijden 16 d. lang zijn, bestaan elk uit een eind entredeux, waaromheen evenals aan

dat van den fond, aan beide zijden een gebor-

duurd strookje loopt. Men legt deze lussen,

de langste in het midden, zoodanig op den bavo-

let, dat de bovenste dwarszijde met den boven-

1 December 1865.

(SUPPL. No. 23). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.

No. 4. Gehaakt kant (guipure).

No. 1. Mutsje “à l’empire.”

Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. XI, Fig. 44―46.

No. 2. Neteldoeksch mutsje met valencienne.

Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XII, Fig. 47 en 48.

No. 3. Fanchon mutsje van guipure kant.

Knippatr., keerz. v. h. Supplement No. X, Fig. 42 en 43.