Behind The Stars alle edities Augustus | Page 62

Toen je hier als kind speelde: had je toen al een idee wat je later wilde worden?

Voetballer! Ja. Mijn vader was voetbaltrainer en vanaf dat ik 3/4 jaar was begon hij al met de bal naar me toe te rollen. In het Amsterdamse bos en over al op speelplaatsjes. Ik moest van hem voetballer worden. En mijn moeder was zangeres. Dus toen ik op vrij hoog niveau voetbalde toen begon ze toch op mijn 18e te zeggen: Wil je niet een instrument bespelen of wil je niet … Ik zei neee. Maar ik was wel gek van Tom Jones, Engelbert Humperdinck en in Nederland Ben Cramer. Dat waren mijn idolen, daar hingen foto’s van in mijn kamer. En toen kwam ze weleens binnen en dan begon ik mee te zingen: nummers van Humperdinck en Jones en van Ben Cramer. Ja, je moet er toch wat mee gaan doen. En toen kreeg ik meer interesse. Nou, ooit een keer na de wedstrijd in het spelershome speelde er een bandje ik zeg tegen die klanten: Speel je dat? Release Me? O, dat spelen we wel. En toen heb ik de microfoon gepakt en toen ben ik gaan zingen. En die spelers stonden te kijken van: dat klinkt niet onaardig . Dries, wat ben je aan het doen … Nou ja, dat is het begin geweest.

Waar ik enorm trots op ben, ik denk dat het acht jaar geleden is, dat ik een Engelse CD gemaakt heb, die heet Two Different Worlds, met allemaal nummers van Engelbert. Niet zijn grote hits, maar de minder bekende nummers van hem had ik met het Metropole Orkest opgenomen. Engelbert was in Den Haag en iemand van het geluid had gezorgd dat ik backstage kwam. Dus toen sprak ik zijn manager en mocht ik die CD afgeven. Na de show zit ik met Lucienne op rij 3 en zie ik die manager weer lopen. En hij kijkt mijn kant op. Dus ik zeg: Die zoekt mij. Nee, zegt Lucienne, hou nou op. Gek dat je bent. Die zoekt jou niet. En ja hoor, kom maar. Dus … backstage, in de kleedkamer. Ik kreeg een omhelzing, foto’s. Hij zegt: geweldige CD. Leuk dat je deze nummers gekozen hebt. En wat een muzikanten. Ik zeg: ja dat is het Metropole Orkest . Hij vond het geweldig.

Heb je veel vrienden in het vak of zijn het eigenlijk collega’s?

In Amsterdam ga ik goed om met Quincy en met Robert Leroy. Tino is wel mijn beste vriend geworden waar ik alles mee deel. We praten over liefde, over muziek, we hebben dezelfde interesses, we gaan eten. Dus Tino is wel mijn beste vriend uit het vak geworden. En wie ik regelmatig spreek, ik weet niet of ik het een vriend mag noemen maar wel een hele goede kennis waar ik mee lach, is Gerard Joling. Omdat we bij dezelfde strandtent zitten. Voor de rest kom je elkaar allemaal tegen en is het Hé hallo. Maar privé afspreken doen we niet. Als je Tino zou vragen: noem je drie beste vrienden, dan noemt hij mij ook. Dat heeft hij een paar keer gezegd. We hebben zo’n klik gekregen in die vier jaar.

Ik ben een

slechte opa.

Ik zoek ze veel

te weinig op.

Het blijft bij verjaardagen

of af en toe eens een half uurtje