gaan in overheidsplannen en machtsverhoudingen. Verder gaat het ook over de manier waarop
burgers zèlf overheidsverhalen internaliseren als frame voor hun gedrag. Volgens Foucault heeft
zich over datgene dat de overheid doet en hoe burgers daarop reageren een meta-verhaal ontwikkeld dat het uitoefenen van overheidsmacht rationaliseert en legitimeert. Juist dit gedeelde metaverhaal maakt dat we het normaal vinden dat we inkomen afstaan aan de overheid, waarbij zij vervolgens beslist wat ze met òns geld doet.
Governmentability gaat over overheid in enge zin, zeker.
Maar tegelijkertijd dus ook over de continue pogingen van
die overheid om zichzelf als legitiem te presenteren en
“Zo beschouwd is de ‘overheid’ juist
over de manier waarop burgers worden gesocialiseerd in
vele malen meer dan alleen
dit overheidsverhaal; de manier waarop de overheid
overheidsorganisaties.”
dingen ‘aan de marktwerking overlaat’ en toch ingrijpt om
omvallende banken te redden. Governmentability gaat verder over de ‘inscription devices’ van de overheid: hoe legitimeert zij haar positie zodat wij die als
‘normaal’ ervaren? Hoe praten (en klagen) wij als burgers met elkaar over de overheid en wat
maakt onze reacties richting die overheid voorspelbaar? Zo beschouwd klopt het duale onderscheid tussen ‘overheid’ en ‘maatschappij’ niet. Ze ontstaan tegelijkertijd in en door elkaars acties,
reacties en interacties. Het is een met elkaar vervlochten geheel dat zich als geheel ontwikkelt.
Volgens Foucualt is governmentability niet iets dat snel verandert. Het betreft juist een eeuwenlang ontwikkelingsproces. In de Middeleeuwen was er nauwelijks een overheid. Sindsdien heeft
het overheidsverhaal zich steeds verder doorontwikkeld tot het neoliberalisme van nu. Glashelder
toont Foucault aan dat governmentability geen top-down proces is waarbij de overheid zichzelf
eenzijdig oplegt aan de maatschappij. De veranderingen in het overheidsverhaal betreffen juist
een non-duaal ontwikkelingsproces waarbij we allemaal een rol in spelen. U en ik ook.
27