We kunnen ook niet gewoon met de trein mee. Alles moet je van te voren regelen. Dan moet er
zo’n op- en afrijplaat komen voor je rolstoel en er moet iemand zijn die zo’n ding neerzet voor het
instappen. Als je bijvoorbeeld naar Maastricht gaat, moet daar weer een medewerker zijn die dat
ding neerzet”.
Mama: “Weet je nog? We zouden naar Breda gaan, naar het 50-jarig huwelijksfeest van oom
André en tante Jeanette en toen we daar aankwamen was de medewerker er niet. We konden de
trein niet uit met de rolstoel en werden gedwongen om te blijven zitten. Er was al een relletje
geweest omdat vier medepassagiers de rolstoel uit de trein wilden tillen, maar 250 kilo til je niet
zomaar. Dus de trein ging verder richting Roosendaal. Op dat relletje kwam natuurlijk de conducteur af en die had voor station Roosendaal de medewerker geregeld. Gelukkig, want anders
hadden we door moeten rijden naar Antwerpen, een leuke stad, maar niet echt de bedoeling,
want ons einddoel was nog steeds oom André en tante Jeanette. Wij gingen de trein uit over de
plaat, maar toen moesten we nog naar Breda. Er reed gelukkig een bus met een lage instap. De
rolstoel kon de bus in en twee uur later kwamen we aan op de bruiloft.”
“Ja mam, en toen waren alle bitterballen bijna op! Zet dat ook maar in uw verhaal, dat ik heel erg
van bitterballen houd. En nou heb ik geen zin meer in het interview, wanneer komt het op de
radio?”
124